12/16/2008




ZELDZAME FUNCTIE
voor Hélène

geen algebra kan jouw zachte schouder beschrijven
in je kleedje draag je al je leeftijden
als de jaarringen van een boom
je ligt in een bed met zussen
de voordeur is jouw grote vakantie
je bezemt en neemt achteloos de wijk
leert aardrijkskunde en geschiedenis
was ik de kralen om je hals
je zou mij nooit verliezen
je bent mijn vrouw
en we gaan te water tot we barsten

Dirk Verhaegen (1984)

12/09/2008


SYMPOSIUM
(omtrent schoonheid)

in geleerde onwetendheid
waren de sprekers verdwaald
dus keerde ik huiswaarts
zonder ziel en zonder vreugd
de trein wrong zich in bochten
op weg naar de avond

en zie: het was de wereld
die antwoord en leven bracht
bij de noordwijk zag ik
hoe de echte wolken verder dreven
in de spiegeling van glazen torens
schaarbeek achterlatend zag ik
hoe het oranje van machines
om aandacht schreeuwde in het grijs
boven sint-katelijne-waver
was een bliksem een knipoog
naar de categorie van het sublieme
de regen geselde de ruit
de spreeuwen schitterden even later
als lichtende stippen boven duffel
en dan boven hove
in het magistrale avondrood
rees nogmaals de vraag:
heeft schoonheid dan toch
haar gezicht verbrand?

dirk verhaegen 1 maart 2007


12/03/2008

COLERIDGE



'3 driehoeken in stabiel evenwicht',

Boedapest, 1996

A MATHEMATICAL PROBLEM


If Pegasus will let thee only ride him, Spurning my clumsy efforts to o'erstride him, Some fresh expedient the Muse will try, And walk on stilts, although she cannot fly.

Samuel Taylor Coleridge (1772 - 1834) is niet enkel de auteur van The Rime of the Ancient Mariner en van Kubla Khan. In 1791 schreef hij het merkwaardige gedicht A Mathematical Problem -een poëtische transcriptie van Euclides- dat hij met deze brief aan zijn broer inleidde:

Beste Broer,


Het heeft mij vaak verbaasd dat Wiskunde, het toppunt van Waarheid, zo weinig en slechts lusteloze bewonderaars kon vinden. Herhaalde beschouwing en nauwkeurig onderzoek heeft uiteindelijk de oorzaak ontrafeld; nl. alhoewel Rede gevierd wordt is de verbeelding uitgehongerd; terwijl Rede schittert in haar eigen Paradijs, zwerft Verbeelding rafelig in een sombere woestijn. Om Rede bij te staan met de stimulans van Verbeelding realiseerde ik wat volgt. Op de uitvoering ervan valt wellicht veel aan te merken. Mijn verzen kunnen (vooral in de introductie van de ode) beschuldigd worden van ongeoorloofde vrijheden. Maar het zijn vrijheden gelijk aan de verontrustende exactheid van de Wiskunde, en aan de onverschrokkenheid van de dappere Pindarus. Ik heb drie kampioenen die mij kunnen verdedigen tegen kritische aanvallen: het Nieuwe, het Moeilijke en het Nut van het werk. Ik kan mijzelf terecht een pluim geven daar ik als eerste de nimf Mathesis uit de visionaire grotten der abstracte ideeën haalde en haar één liet worden met Harmonie. De eerstgeborene uit deze vereniging bied ik je aan; niet belangloos uiteraard- daar ik in ruil de geldiger vruchten van jouw Muze wil ontvangen.

Jouw Toegenegen
S. T. Coleridge
1771


A MATHEMATICAL PROBLEM

This is now--this was erst,
Proposition the first--and Problem the first.

I

On a given finite Line
Which must no way incline;
To describe an equi--
--lateral Tri--
--A, N, G, L, E.
Now let A. B.
Be the given line
Which must no way incline;
The great Mathematician
Makes this Requisition,
That we describe an Equi--
--lateral Tri--
--angle on it:
Aid us, Reason--aid us, Wit!

II

From the centre A. at the distance A. B.
Describe the circle B. C. D.
At the distance B. A. from B. the centre
The round A. C. E. to describe boldly venture.
(Third Postulate see.)
And from the point C.
In which the circles make a pother
Cutting and slashing one another,
Bid the straight lines a journeying go,
C. A., C. B. those lines will show.
To the points, which by A. B. are reckon'd,
And postulate the second
For Authority ye know.
A. B. C.
Triumphant shall be
An Equilateral Triangle,
Not Peter Pindar carp, not Zoilus can wrangle.

III

Because the point A. is the centre
Of the circular B. C. D.
And because the point B. is the centre
Of the circular A. C. E.
A. C. to A. B. and B. C. to B. A.
Harmoniously equal for ever must stay;
Then C. A. and B. C.
Both extend the kind hand
To the basis, A. B.
Unambitiously join'd in Equality's Band.
But to the same powers, when two powers are equal,
My mind forbodes the sequel;
My mind does some celestial impulse teach,
And equalises each to each.
Thus C. A. with B. C. strikes the same sure alliance,
That C. A. and B. C. had with A. B. before;
And in mutual affiance,
None attempting to soar
Above another,
The unanimous three
C. A. and B. C. and A. B.
All are equal, each to his brother,
Preserving the balance of power so true:
Ah! the like would the proud Autocratorix do!
At taxes impending not Britain would tremble,
Nor Prussia struggle her fear to dissemble;
Nor the Mah'met-sprung Wight,
The great Mussulman
Would stain his Divan
With Urine the soft-flowing daughter of Fright.

IV

But rein your stallion in, too daring Nine!
Should Empires bloat the scientific line?
Or with dishevell'd hair all madly do ye run
For transport that your task is done?
For done it is--the cause is tried!
And Proposition, gentle Maid,
Who soothly ask'd stern Demonstration's aid,
Has prov'd her right, and A. B. C.
Of Angles three
Is shown to be of equal side;
And now our weary steed to rest in fine,
'Tis rais'd upon A. B. the straight, the given line.

1791, first published in 1834

12/02/2008

KEPLER




DE ZESHOEKEN VAN HET NIETS

"Ik weet het, jij houdt van het niets, en niet vanwege de geringe waarde, maar omdat je er scherpzinnig en luchthartig mee kunt spelen, als een tsjilpende mus, en dus geloof ik dat een cadeau jou des te dierbaarder en des te meer welkom zal zijn naarmate het dichter bij het niets komt. Het geschenk dat Kepler met nieuwjaar 1611 stuurt aan zijn vriend en beschermheer Johannes Matthäus Wackher von Wackenfels is de korte verhandeling Strena seu De Nive Sexangula, die begint met deze woorden; Kepler vraagt zich daarin af waarom de sneeuw bij het vallen kristalliseert tot heel kleine zeshoekige sterretjes, waarbij hij tijdens zijn geestige maar grondige onderzoek speelt met de ironie van de ruimte tussen heel weinig en niets.
De schertsende toon reduceert zijn verhandeling tot nugella, een niemendalletje, maar achter de sluier van de scherts spreekt de geleerde, die gelooft in waarheid en exactheid, die in de meetkunde de goddelijke proporties van de schepping bespeurt en haar met strenge precisie bestudeert, wetend dat kennis het gevoel voor mysterie verrijkt en dat het ware mysterie niet dat is waar de geest zich met zelfvoldaanheid aan overgeeft, maar dat wat de rede zonder ophouden met zijn instrumenten onderzoekt. Juist de meetkundige komt in de buurt van het goddelijke plan. Sir Henry Wotton schreef in 1620 aan Bacon dat hij in Linz, in de werkkamer van Kepler, een schilderij had gezien, een door Kepler geschilderd landschap, en hij voegt er aan toe dat Kepler had gezegd: 'Ik schilder landschappen als meetkundige.'
Kleuren, lichtplekken, schaduwen, bomen, struiken als stipjes, de breedsprakerig en wanordelijk aandoende verscheidenheid van de natuur, al deze dingen gehoorzamen aan wetten, verhoudingen, betrekkingen, ze vormen een spel van hoeken en lijnen en juist de meetkundige ontdekt hun ware gezicht. Maar de meetkundige, schrijft Kepler aan zijn adellijke beschermheer, bezit niets en krijgt niets; hij omcirkelt, misschien omdat zijn zakken leeg zijn en zijn meetkunde met abstracties speelt, een niets met het ronde teken van de nul, hij kent alleen de tekens en niet de dingen. Daarom past het hem dat hij zich bezighoudt met sneeuw, die oplost tot een niets en in het Latijn -nix, nivis- zo lijkt op Nichts, op niets.
Kepler zat vast aan het denkbeeld dat het zonnestelsel op de een of andere manier het middelpunt van het heelal was, hij verafschuwde de oneindigheid die voor hem neerkwam op chaos en hij verhief zijn ziel tot de Heer, bijgestaan door de Regenburgse evangelische predikant Sigismund Christoph Donauer, die hem (mannelijk, zoals het een dienaar Gods betaamt' steunde. Maar in zijn charmante verhandeling over dat niets van de sneeuw verwerpt hij, elimineert hij, ontkent hij, sluit hij steeds meer mogelijkheden uit, als om het verdwijnen van een sneeuwvlok na te bootsen. De 'Mathematicus, Philosophus et Historicus', zoals hij zichzelf beschouwde, leefde blijmoedig in een door God geschapen heelal, maar onze exactheid is minder aanbevelingswaardig geworden en misschien gaat het niet aan, als meetkundigen het landschap van ons leven te schilderen. Die onderneming kon wel eens op een onverbiddelijk en uiterst simpel eliminatieproces blijken uit te lopen waarvan het resultaat -een ronde witte nul- sterk zou lijken op die sneeuw, op een ondergang in vormloosheid van het hele landschap en zijn bewoner."
(uit Claudio Magris: Donau, biografie van een rivier, pp. 117-119)

Blogarchief