2/27/2009

THIN BLUE LINES (2001)







DE PLAATS VAN DE KUNST


'Je ne me suis jamais considéré comme un artiste, défini soit comme producteur d'art pour la consommation sociale immédiate, soit comme un individu influent avec un programme culturel. Dans les deux cas, complaisant ou "révolutionnaire", l'artiste est pris dans un complexe de relations individu/public, exactement ce hors de quoi je me tiens. En mouvement vers une réalité transpersonnelle, sans souci de public. En fait, je me sens plus proche du clochard. Un clochard transcendantal, disons.'


(Kenneth White in Les limbes incandescents)


2/22/2009

ONGELETTERD EN GEVLEUGELD


‘C'est Raymond Schwab, il me semble, qui a dit que la

littérature est un déluge sans colombe. Avant d'aller plus
loin, je voudrais dire que selon moi la colombe biblique était
certainement une colombe de mer, autrement dit un goéland.
Donc, pour en revenir à la phrase de Schwab, la littérature est
un déluge sans goéland. Mais en fait, à travers toute l'histoire
de la littérature, le goéland survient de temps à autre. D'ordinaire
lorsque quelqu'un (pour reprendre l'expression de Kânha)
a tant et si bien secoué les lettres qu'il en est devenu illettré,
c'est alors que le goéland (c'est un non-goéland, soit dit en
passant, inconnu en ornithologie) s'envole. Corps blanc dans
le vide. Qui apporte un peu de terre d'une contrée nouvelle.’

(uit Kenneth White: Les limbes incandescents)

2/07/2009

VERTALING

GEDICHT VOOR MIJN JAS

1.

Regen, slijk en zout
kropen in mijn jas

de geur van meisjes
de stank van steden

oude jas
vol vertrouwde levenslucht

kom
we gaan weer reizen.

2.

Laat ons weer binnengaan
in 't Pelagiaanse land

het lichaam van onze vroege liefde

blij op de rotsen klimmen
bewegen met de meeuwen

zomaar in extase
't hoofd naar 't Noorden
in het arctisch licht.

3.

En de wind komt ons tegemoet
de koude ochtendwind

een boek in zijn ene hand
een brok kwarts in de andere
een meeuw op zijn schouder

ons groetend als een broer
die terug is uit verre landen

moeilijker gebied

ons groetend in het Gaelic
(de drie zinnen die hij kent)

ons verfrissend
met wat regen

gedistilleerd
bij zijn zus in 't Westen.

4.

Wandelend langs de kust
het verleden in gedachten

altijd anders grijpend
om het beter te vatten

en om door te dringen voorbij de schijn
in de geheime kracht

Pelagiaanse orgie
doorstotend tot het uiterste!

5.

Oud sjamanenvel, luister
nu wij zo verder gaan

dit gedicht is voor jou
ik prik het op je voering

zo dat de één de ander vindt
door alle weer en wind

en reizend met voldoening.

Kenneth White

(Poem to My Coat uit The Bird Path,
vertaling Dirk Verhaegen)


.

Blogarchief