11/16/2011

VICTOR SEGALEN

'Jij die uit vreemde, westerse contreien naar ons toe komt -koopman, zodanig geadeld door je stoutmoedigheid dat je rechtstreeks tot me spreekt- wat is nu werkelijk je antwoord? Dat men in die rijken het Hout en de Aarde versmaadt en er met rotsen bouwt om het eeuwige te bouwen?
Je beweert dat er paleizen zijn waarvan de roem is dat ze nog bestaan; bruggen vermaard omdat ze oud zijn, Tempels uit harde steen waarvan de grondvesten nooit zijn verschoven...
Je bent overtuigd dat hun mortel met de jaren harder wordt: manen gaan voorbij, hun nokken polijstend, en niets ontwricht de levensduur waarop hun bouwers zich zo beroemen?
Dwaasheid! Besef je het dan niet? Niets dat gewicht heeft weerstaat de hongerige tand des tijds: levensduur is geenszins het lot van het stevige: het bestendige huist niet in onze woningen, maar in ons, en als de Tijd het werk niet te lijf gaat, vergrijpt hij zich aan de werker.
Verslindt de Tijd? Geef hem iets te verslinden: die stammen, vol sap nog, die broze lak, die kleuren die de regen wast en dat goud dat de zon rood kleurt.
Maar als we dus toch schaamteloze Steen en hovaardig Koper moeten verduren, laat Steen en Koper zich dan plooien naar de vormen van het vergankelijke Hout en zijn verval nabootsen. Geen heiligschennend verzet: laten we de Tijdperken eren in hun prachtige ondergang en de Tijd zelf in zijn vraatzucht.'

Shanxi, september 1909

uit Victor Segalen: Brieven uit China,
privé-domein NR 293, Arbeiderspers
ISBN 978 90 295 38084/NUR 320

eveneens in het Nederlands:

Victor Segalen: Stèles,
Wagner & Van Santen,
ISBN 90-76569-18-5

Blogarchief