11/02/2012

François Cheng

'Terwijl de mens over zijn kleine berekeningen gebogen staat en plannen maakt voor de komende maanden en jaren, lacht het lot stiekem achter zijn rug. Het houdt er niet dezelfde kalender, niet dezelfde waardeschaal op na als de mensen en heeft zijn eigen toekomstperspectieven; het lapt de menselijke termijnen, die gehoorzamen aan al te onmiddellijke, al te in het oog springende belangen aan zijn laars. Het lot rukt de mensen halverwege hun moeizame pad weg en plaatst ze op een weg waarop ze geen uitzicht hebben en waarvan ze niet weten hoe lang hij is en waarheen hij voert.'

François Cheng: De balling
vertaling Théo Buckinx
Prometheus Amsterdam, 1999
ISBN 90 5333 844 6

10/26/2012

MICHAL AJVAZ: VOETNOTEN

'De treuzelaar haalt de snelste hardloper in. Wat zouden de boekensprinters vinden van mijn vriend de archeoloog die onderzoek deed naar de hoofdstad van een lang geleden ten onder gegaan rijk in Azië dat deels was overstroomd door een bergmeer: hij las de grondwet van het rijk, in hiërogliefen gebeiteld in de gevel van een hoge tempel, hij bewoog zich daarbij langs de muur via kleine en glibberige uitsteeksels waar hij alleen met de topjes van zijn tenen op kon steunen, met zijn handen hield hij zich moeizaam vast aan andere uitsteeksels. De grootste moeilijkheid was dat in bijna elke zin een verwijzing naar een voetnoot stond; maar mijn vriend was niet te beroerd om telkens wanneer hij een sterretje boven het einde van een woord zag zweven, af te dalen langs de muur en zich in het ijskoude bergwater te laten zakken, want de voetnoten zaten al diep onder de waterspiegel. Terwijl hij het wier en de schelpdieren van de muur verwijderde om de hiëroglifische tekst te kunnen lezen, hoorde hij om zich heen een geluid dat hem deed denken aan het klepperen van castagnetten: het was het klapperen van de tanden van ontelbare roofvissen die om hem heen cirkelden en in een steeds nauwere kring samenschoolden. Vervolgens klom hij weer naar boven, doorweekt en omhangen met wier dat om hem heen wapperde in de koele bergwind en onder de beten van de roofvissen, om door te gaan met het lezen van de tekst op de plaats waar hij was opgehouden en om even later opnieuw af te dalen onder de waterspiegel.'

uit Michal Ajvaz: De kever
vertaling Henk Geerts
 uitg. VOETNOOT
ISBN 9789078068525

10/13/2012

METZ




VÖLKLINGER HÜTTE



SAARBRÜCKEN


TRIER




REISVERSLAG

KONSEPTREIS OKTOBER 2012: TRIER, SAARBRÜCKEN, METZ, LUXEMBURG

EEN GESTENIGDE VENUS EN EEN ZANDSTENEN SCHIP

(Trier. Rheinlandisches Museum.)

Wie haalt het in zijn hoofd om een halfnaakte godin te stenigen? Christelijke pelgrims, op weg naar de relieken van Sint Matthias, en de plaatselijke bevolking, die deden het. Het beeld werd als heidens beschouwd. Wat overblijft oogt half abstract, intrigerend modern. Het biedt houvast in zijn vreemdheid. Vandaag kunnen we het dus met een hedendaagse bril lezen. Zwevend tussen gemaakt en ontstaan. Michelangelo in een postuum stadium. Rodin in Franse coleire. Dodeigne. We lezen de factuur: sporen van woede als dragers van betekenis. Wie beelden vernietigt toont paradoxaal genoeg hun kracht en de eigen zwakte. Ook vandaag worden beelden vernietigd. Ook vandaag worden Venussen gestenigd. Maar niet alle confrontaties tussen culturen en godsdiensten zijn agressief en destructief. Op een grafzerk zien we het Egyptisch anch-teken opgaan in een christelijk kruis, een betekenisvolle combinatie.

(At home. Jimmie  Durham in M HKA: TV's en een frigo met stenen bekogeld.) 

Wijnschip van Neumagen. Voor- en achtersteven met drakenkop. Een rij wijnvaten en rijen roeiers aan elke kant. Het beeld sierde ooit het graf van een succesrijke Romeinse wijnhandelaar. De draken bewaken de handel. De handel volgde de rivieren. De rivieren zoeken elkaar en wij zoeken de kunst.

EEN BIJBELSE DUIF

Een grafplaat met gebeitelde letters en een duif-met-takje. Picasso, vroegchristelijk, 5de eeuw. De duif: het sympathiekste dier uit de bijbel. (Sorry voor de os, de ezel, de haan, de sprinkhanen, de onschuldige schapen en de slang.)

ROMEINSE MOZAÏEKEN

In overvloed aanwezig. Groot en klein en nog groter. Verticaal en horizontaal. Figuratief of met geometrische patronen. Vaak beide gecombineerd. De geometrische patronen als opwarmertje voor de Walldrawings van Sol Lewitt.

Grafstraten: de urbanisatie van het dodenrijk.

HET PALEIS VAN EEN KEURVORST EN DE TUIN VAN EEN PALEIS

Rustige vroege barok en dansende rococo. Niets mooier dan een groep kleurige paraplu's in de regen.

EEN OUDE BASILIEK

Vandaag een kale bakstenen ruimte. Aan de muur posters met de geschiedenis en het veranderende uitzicht. We proberen ons het interieur in kleurrijk marmer voor te stellen. Een banier toont op ware grootte het orgel dat komen moet.

BROOD, NOTEN, KRENTEN EN OUDE STENEN

EEN VLIEGEND SCHAAKBORD

Driekoningenhuis. Getrouwe opfrissing van de oorspronkelijke geschilderde patronen. Ik ben dol op die oosters getinte middeleeuwse geometrie. Ze speelt in mijn verbeelding als een vliegende schaakbord en ik loop haar achterna als ridder Walewein. In het Museum Simonstift, in de onmiddellijke omgeving van de Porta Nigra,  bekijken we Positionen Konkreter Kunst Heute. In Duitsland is concrete kunst zowat synoniem voor abstracte en vooral geometrische kunst. Onderzoek in plaats van expressie. Historisch werd concrete kunst in manifesten gedefinieerd, door de late Theo Van Doesburg en door Max Bill. Voor Max Bill was concrete kunst het concretiseren, het zichtbaar maken van het abstracte denken. Op deze tentoonstelling zien we o.a. rationele systemen van Norman Dilworth en subtiel beschilderde reliëfs van John Carter. Bij Dora Maurer kromt de ruimte zich met bekoorlijke kleuren en bij Ewerdt Hilgemann imploderen de exacte geometrische volumes tot glimmend schroot. Hilgemann startte met dergelijke werken begin jaren '80. Er gaat een belletje rinkelen in het gezelschap. Hoe origineel is Arne Quinze op de dijk van Oostende?

EEN KOPPEL KERKEN

Dom Sint-Petrus. Romaans of ratjetoe? Portaal met geometrisch trapmotief. Crypte. Klein marmeren labyrinth. Liebfraukirche. Gotisch. Gebeeldhouwd portaal, de heiligen staand of mee met het portaal gebogen als een circusnummer. Binnen reflecteren de glasramen op wanden en zuilen.

EEN ZWARTE POORT EN EEN RODE ROTS

Terrasje. Zon. Pintje met zicht op Porta Nigra. Wandeling richting Moezel. Oude muren. Ridder Walewein alweer achter het vliegende schaakbord aan. Terrasje met zicht op de rivier. Op de andere oever een huizenrij onder een rotswand rode hardsteen. We bestellen witte wijn, ons gemoed is verlicht door de avondzon en in onze verbeelding zien we het stenen wijnschip varen. Hotel. Kamer met zicht op de Porta Nigra. Avondmaal met heerlijke Spätburgunder en alweer met zicht op de zwarte poort.

STAAL, RASTERS EN SCHROOT

Völklinger Hütte. Werelderfgoed. Onze gids is een ervaringsdeskundige: hij werkte hier 35 jaar en je kan het horen aan zijn moeilijke ademhaling. Hoogovens. Schoorstenen. Watertorens. Gaanderijen. Rails. Roestige rasters. Struiken. Mos. De natuur die zich de cultuur opnieuw toe-eigent. De vraag wordt gesteld of dit bezoek bij een kunstreis hoort. Mijn mening: reken maar! Wat een vormpracht! Wat een schitterende combinaties van structuren en texturen! Wat een kleurenpracht: grijzen afgewisseld met gelen en bruinen. Roze schakeringen. Golfplaten. Ik moet aan schilderijen van Constant Meunier denken, aan sociale realisten en aan Franz Kline, die zich voor zijn abstract-expressionistische schilderijen baseerde op foto's van bruggen en kranen. En niet te vergeten Richard Serra, die ooit in een staalfabriek werkte, en die zulke indrukken tot kunst transformeerde. We zullen hem verder op onze kunstreis ontmoeten.

EEN KERK EN EEN PLEIN, HINNIKENDE AARTSENGELEN EN EEN BLAUWE BLOEM

Na de middag bezoeken we Saarbrücken. We vangen aan met de evangelische  Ludwigskirche en haar prachtige site. Eén van de belangrijkste barokkerken in Duitsland. 1762. Architect Friedrich Joachim Stengel. Prachtig materiaal. Schakeringen van roze stenen. Symmetrie. Het strenge afgewisseld met vloeiende elementen. Goed gedoseerde sculpturale accenten. De witte gebouwen rond het plein versterken het kleurenspel van de kerk. De kasseien vormen een diagonaal geplaatst raster over heel het plein. Het protestantse interieur verrast. Binnen is alles wit. Het geheel oogt theatraal. Zou een toneelzaal kunnen zijn. Zo anders dan de meeste kerken die wij kennen. Vergelijkbaar met Dresden. Stedenbouwkundige assen herhalen zich in het interieur en worden vergoddelijkt.

We wandelen op een aslijn naar de Schlossplatz en naar de Alte Sammlung, waar we een selectie topstukken uit de collectie van de Neue Galerie te zien krijgen. Men kan ontgoocheld zijn over zulk beperkt aanbod, maar na de overdosis van de eerdere musea is dit een welkome focus. Alles is geconcentreerd rond het Blauwe paard van Frans Marc uit 1912. Een brief van Marc aan August Macke levert een sleutel: 'Blauw is het mannelijke principe, scherp en geestelijk, geel, het vrouwelijke principe, glimlachend en sensueel, rood, het materiële, en steeds de kleur die weerstaan moet worden en door beide andere overwonnen!' Volgens John Gage (Colour and Meaning - een aanrader!) doet Marc hiermee een romantische verzuchting van Otto Runge herleven, waarbij de kleurencirkel volgens de geslachten verdeeld werd. Wie het vliegende schaakbord niet naloopt, die zoekt hinnikende aartsengelen en de blauwe bloem.

AMIRA EN DE LOSLIPPIGE SIERADEN

Tegen de avond worstelt de autobus zich koppig door Metz tot bij het hotel. Uitzicht op het uiterst merkwaardige station -een historisch monument- en op een watertoren. We eten in een wat louche ogend restaurant en de culinaire middelmaat wordt ruimschoots gecompenseerd door een vinnig en bijzonder sexy dienstertje dat ik in gedachten Amira doop. Ons tafelgesprek komt bij Diderot zijn Loslippige sieraden, een erotisch-satirisch en in feite filosofisch meesterwerk, dat ik eenieder aanraad te lezen. Avondwandeling. Metz feest een stuk in de nacht met lawaai en ook met artistieke allure. Uit de vensters van de Banque Populaire kronkelen octopusarmen en de ossenogen op het koepeldak kijken spottend mee.  Boven de nachtelijke platanen kromt paradoxaal de rechtlijnigheid van kleurige laserstralen. Stof ter discussie, theorie van de waarneming.

EEN MODERNISTISCHE SCHIPBREUK

Zonsopgang achter de watertoren. Op weg naar Briey en Fore. Zacht golvend landschap. Oude huizen met gesloten luiken. Lage ochtendzon. Herfstgloed. Oude gevelreclames: Laques Ripolin. Het is niet eenvoudig om met een grote autobus in dit mooie landschap onze bestemming te vinden. De chauffeur is een held, een artiest in zijn vak. Een huisschilder op een ladder wordt in zijn werk gestoord om de weg te vragen. Een voorbijganger komt zich mengen in de conversatie. Pantomime. Jacques Tati.

Cité radieuse, kleurrijk en fris gerestaureerd, een prachtig en tegelijk mislukt project.
Ooit stond het vol graffiti, waren de tegels los en de liften buiten gebruik. Gezinnen met kinderen waren al te eng behuisd en eerdere buitenmensen misten een kelder, een schuur en een tuin.

Wat een geluk, zulke gids: ze doet mij aan Kiki de Montparnasse denken, klaar om chansons te zingen met levenservaring. Ze zit in tegenlicht op de tafel in het kleine auditorium en heeft ons met haar expressieve intonaties en gebaren volledig in de ban. Indringende vragen, kwinkslagen en lachsalvo's. Ze leert ons dat Le Corbusier naast architect ook schilder was, en dat hij het betreurde als schilder niet meer gewaardeerd te zijn. Het schilderen was zijn laboratorium. Maar een boek op mijn tafel leert mij dat Le Corbusier ook een schrijver was. Hij schreef vijftig boeken, honderden artikels en duizenden brieven. Op zijn paspoort stond niet 'architect' en ook niet 'schilder'. Op zijn paspoort stond 'Homme de lettres'. Dat past bij een man met een strikje.

Le Corbusier werd geboren in La Chaux-de-fonds in 1887, helemaal zoals Blaise Cendrars, de éénarmige kettingrokende zwervende dichter, de vriend van Fernand Léger en van Robert en Sonia Delaunay, de modernist die van oude stenen hield, en die woedend was omdat het eikenbos waar Diderot afsprak met Sophie werd platgewalst voor een weergaloos pretentieuze modelstad. Cendrars over de niet bij naam genoemde architect: 'Hij beweerde weliswaar dat het volk opgevoed moet worden, maar hij is degene die alles van het volk te leren heeft over zijn behoeften en zijn leefwijze…'

Bij de modulor maak ik met anarchistisch gemoed een foto van een echte mens.

EEN GESPLETEN KERK EN EEN SMAKELIJK KONIJN

Terug naar Metz. Samenvloeiing van Moezel en Seille. Kanaal. Bij de kathedraal de kleurige weelde van markten. Overdekte markt. Le temps des soupes. De linzensoep, een eerstgeboorterecht waard. Musée de la Court d'Or. Kerkgevel. In de traphal een groot doek van François-Emil Michel. Rotsblokken in Fontainebleau. Deze schilder was ook criticus, schreef over landschapschilderkunst, over Meindert Hobbema en Jacob van Ruysdael. Een Landschap met wolkenlucht van Jules Laurens, fris als Corot. Delacroix. Slevogt. En dan voor mij een echte ontdekking: Didier Barra dit Monsù Desiderio. We zien twee werken. Het eerste is een Vue fantastique d'une église gothique, op leisteen geschilderd. Twee kerkfragmenten en een schuin geplaatste torenspits. Voer voor psychologen. Un peu très Dali, parblue. Een ander werk is Daniel in de leeuwenkuil, bijna grisaille, langwerpig en horizontaal verdeeld in een bovengedeelte met geordende architecturale fantasie en een benedengedeelte met chaos. Ik zoek houvast. Ik moet aan de muziek van zijn extravagante tijdgenoot Gesualdo denken. Volgens een site op het internet blijkt het uiteindelijk zelfs om twee schilders te gaan, waarvan de éne zich specialiseerde in beschrijvende landschappen en de andere in het bizarre. De kunstgeschiedenis is er nog niet uit. In de doolhof van het museum een groet aan Epona, godin van de dieren en de reizigers, begeleidster van de overledenen. Gallo-Romeinse thermen met vloerverwarming, hoogtepunt in de onderwereld.

Bij de kathedraal. Multiculturele bruiloften aan de lopende band. Authenticiteit verweven met glitter en schijn.

De Cathédrale Saint-Etienne: een kleurige serre. Het grote 14e eeuwse roosvenster van Hermann van Munster. Moderne ramen van Marc Chagall, Jacques Villon (broer van o.a. Marcel Duchamp) en van Roger Bissière. De abstracte ramen van deze laatste zijn mijns inziens het meest overtuigend omdat ze het minst gewrongen zitten met de traditionele iconografie.

Wandeling. De Place Saint-Louis doet aan Italië denken en de ober die ons bedient woonde ooit in Mechelen. Niets mooier dan een terras in de regen op een plaats die vele plaatsen tegelijk is. We zoeken het Arsenaal, krijgen de sjieke maar ietwat reactionaire concertzaal van coryfee Ricardo Bofill te zien en bezoeken de fototentoonstelling Paysage Document. Watertorens van Bernd en Hilla Becher, beklijvende ruïnes in Beiroet van Sophie Ristelhueber, geografie van het gebladerte van Holger Trlzsch en stedelijke archeologie van Stéphane Couturier. Kooplust: Eloge de l'ombre van Junichirô Tanizaki en L'amitié selon Prévert van Caroline Aurouet. Voyage à l'autre bout de la rue (rue de la Glacière 6, Metz) van Nicolas Pinier kan een tip zijn voor een volgende Konseptreis. Op weg naar het avondmaal: de kleurige laserstralen van gisteravond nu iriserend in de motregen. Deeltjestheorie.

Ochtendwandeling met Hélène. Gare de Metz. Duitse wijk. Plantsoen met bloemenpracht. De eclectische huizen en het slingerende pad tussen de geknotte platanen van de avenue Foch. Af en toe, op het achterplan, een glimp van huizen in Franse stijl. Bij het hotel het donkere deurgat van La Jeep. Amira treurt op haar barkruk.

Onder de spoorwegbrug een gedenkplaat: 'En 1940-41, afin de gommer toute trace de culture française, des dizaines de milliers de Mosellans francophiles ont été brutalement rassemblés, non loin d'ici, dans l'ancienne gare de "Metz-Marchandises" par les autorités allemandes, pour être expulsés en France non occupée. Cette plaque est dédiée à leur mémoire.'

Centre Pompidou. Een structuur van gebogen hout en daarop een wit golvend dak. Sol Lewitt. Dessins muraux de 1968 à 2007. Bij het binnentreden: zachte ijle rasters. Verder eenvoudig leesbare elementaire vormen. Soms ook bizarre, agressieve geometrie en ondulaties. Vandaag gaat mijn voorkeur naar de grisailles, die nu eens rustig opsommend zijn en dan weer dynamisch waaierend.

 EEN BLAUWE KAPROEN EN EEN ZWARTE FONTEIN

Luxemburg. Villa Vauban. De negentiende-eeuwse villa kreeg een prachtige hedendaagse uitbreiding. Schatten uit de verzameling van de hooggeplaatste 18de eeuwse aristocraat Samuel von Brukenthal: we zien o.a. een fris gerestaureerde Moord op de onschuldige kinderen van Pieter Breughel de jonge en Man met blauwe kaproen van Jan Van Eyck. Verder Memling, Cranach,Titiaan, Jordaens…

In het Mudam een boeiende Les détours de l'abstraction. Een kleurig labyrint van Laurent Pariente, lineaire wandsculpturen van Miguel Angelo Rocha, mysterieuze kleurvelden van Blinky Palermo. Ondertussen klinken de monotone jaartallen van On Kawara's One million years (past and future) ononderbroken en obsederend. De Kapel van Wim Delvoye, een gotische serre met röntgenglasramen. Tijd voor een expresso. De Kuch steet um Dësch.

Many Spoken Words van Su-Mei Tse. 'De fontein van zwarte inkt is, aldus een begeleidende uitleg, een hommage aan de literatuur. De geschreven woorden lossen op en nemen hun oorspronkelijke toestand in de vorm van inkt aan zodat ze het proces van de taal belichamen: de weg van een wijsheid of gedachte naar het woord en vervolgens naar het schrift. Door middel van dit voortdurende vloeien bevraagt het werk eveneens de noties tijd en geheugen.' Zwarte spiegelende rimpelingen. Op de rand van het bekken vormen de inktspatten opnieuw een informele tekstuur.

Park en vestingbouw, uitzicht over de stad. D'Deeg gi méi kuerz.

Wim Delvoye op de valreep in de bosjes: hert en hinde neukend in de zogenaamde 'missionarishouding'.

EEN GROTE BLOEM DIE WANDELT

Laatste rit naar Kirchberg, de moderne wijk waar Europese instellingen, banken en kantoren gevestigd zijn. De bus stopt bij de Deutsche Bank. Ik wijs op het embleem: grafische vormgeving van concrete kunstenaar Anton Stankovski. Hoe vaak lopen we niet voorbij aan naamloze vormgeving van topkunstenaars? We zoeken met een plannetje de moderne sculpturen in de publieke ruimte. Niet alle beroemdheden doen hun naam eer aan. En omdat de tijd beperkt is vinden we sommige werken helemaal niet langs deze eindeloze boulevards. We ronden onze boeiende reis stilaan af op een rotonde, met een fascinerende Exchange van Richard Serra. Hoge verticale staalplaten steunen elkaar. De avondzon accentueert de roestige schakeringen en zet het werk extra in reliëf. Het is letterlijk en figuurlijk sterke kunst, een beangstigende schoonheid opgewassen tegen het heden. Maar zelf eindig ik in vrijheid liever met de sympathieke La grande fleur qui marche, een uitvergroting van een klein beeldhouwwerk van de communist Fernand Léger. Hier, in deze kille wijken stapt het in mijn verbeelding in een optocht voor een socialer Europa.

DIRK VERHAEGEN
oktober 2012



   



  







    
   

















      

9/26/2012

GEDICHT

AANZOEK

hallo, hallo, hoor je mij, hallo?
ik ben het, de god van de holle buizen!
hoor je mij, hallo?
ik ben het, ik zoek contact met jou
hallo, hoor je mij? hallo???
…………………………………………………….
ben jij daar, mijn lieve haardgodin?
hoor je mij?
ik zoek contact met jou
waar ben je?
……………………………………………………..
spreek ik tegen de as die de weg verspert?
waar zit je toch, mijn lieve tabiti?
zit je gevangen, onder in de asla?
waar lig je, lig je op de rooster?
heeft de wasem jou gekregen??
heb je oude spijkers ingeslikt?
waar ben je toch, mijn lieve tabiti
waar ben je?
…………………………………………………….
hallo???

Dirk Verhaegen 22/9/2012

9/19/2012

MATYUSHIN



'Niet zich iets inbeelden, maar met het achterhoofd, de schedel, de slapen en zelfs met de voetstappen leren zien.'

Matyushin

9/11/2012

NOTKER DE STOTTERAAR


NOTKER

CINGRIA: LA CIVILISATION DE SAINT-GALL

'Bien que minable et bègue et plein de tares, avec le secours d'en haut, de ma bouche impossible, j'ai chanté, moi, Notker, les triomphes d'Etienne.'

'Alhoewel zielig en stotterend, en vol gebreken, heb ik, Notker, met hemelse hulp, de triomfen van Stefanus gezongen.'

'Ainsi Tutilon chantait d'une sorte de lyre qui était le psalterium-rotha. C'est assez dire que lui et Notker, Yson et l'Irlandais Marcel étaient encore de la souche des bardes. Leurs tropes, leurs proses étaient des chants vivants, rythmés: des chants aussi; religieux, mais pas dévertébrés ni mourants comme on l'imagine, Ermenrich von Reichnau (850) dit bien que dans le nouvel art le sujet veut une gymnastique moins folle (…); le chant, pour cela, n'en devient pas impondérable, cotonneux, platonique, eunuchisé de tout ce qui définit le rythme.'

Charles Albert Cingria: La civilisation de Saint-Gall
Lausanne: Payot, 1929


BLAISE CENDRARS:

'Ik heb in die periode slechts één enkele keer bezoek gehad, en dan nog toevallig. Toen ik op een avond naar huis ging, kwam ik toevallig op de weg naar Méréville een fietser tegen aan wie ik geen aandacht schonk en die nadat hij me was gepasseerd van zijn fiets sprong en me bij mijn naam noemde. Ik draaide mij om. Het was Charles-Albert Cingria in een fietstenue à la Alfred Jarry, dat wil zeggen de broekspijpen in de sokken gestopt en met een hele serie touwtjes vastgebonden. Ik nam hem mee naar mijn schuur om mijn karig maal met hem te delen en goede wijn te drinken. Daarna legden we ons te slapen in het hooi. Onder de indruk van dat wat hij van het leven dat ik leidde meende te raden, gefascineerd door de eenzaamheid van het smalle dal en geboeid door wat ik hem vertelde over de leefwijze van de bevers toen hij 's ochtends met me meeging om de vallen uit de onder water staande waterkersakkers te halen (het was aan het eind van de winter), huurde Charles-Albert een huisje met een rieten dak in het gehucht, ervan overtuigd dat hij de juiste omgeving gevonden had on eindelijk zijn levenswerk te redigeren: zijn grote verhandeling over het ritme (een werk waar ik nog altijd op wacht). twee, drie dagen lang praatte Cingria dus over muziek, poëzie, pneumatiek, niet over rubberen luchtbanden, maar over Notker Balbulus pneuma, de verdeling van de levenslucht, de prosodische eenheid van de sequenties van de stotteraar van de abdij van Sankt-Gallen, de grootste dichter van de christenheid en de vader van de moderne poëzie.'

Blaise Cendrars: Zigeunerrapsodieën,
Voltaire


KENNETH WHITE:

'Cingria s'intéresse à la "vigueur extraordinaire" de leur tempérament, à leurs rites et à leurs pratiques d'une austérité extrême (bains glacés, prières les bras en croix…), il apprécie au plus haut point leur "peinture de livres" avec sa "frénésie d'entrelacs" et son "ahurissante beauté", mais c'est surtout à leur "poésie sauvage" qu'il s'attache.
Si celle-si est "sauvage", c'est d'abord parce qu'elle se situe en dehors de toute métrique conventionnelle. Du point de vue conventionnel, elle est plutôt "prose" ("prose toute nue", dit Cingria) que "poésie" - mais prose rythmée, selon "un rythme né de la terre"."Nous retournons, dit il encore, aux onomatopées, à une docilité aux rythmes et aux bruits de la terre à quoi assistent les astres." Ce rythme prosaïque n'est pas amusical, mais il a une musicalité fondamentalement différente, provenant d'une "intelligence orientée par un don musical et que la musicalité d'ordinaire exclut". Plutôt que de verbalisme architecturé, autonome, il s'agit de séquences fluides s'efforçant d'exprimer "l'essence intime du monde".
Elaborée pendant deux siècles, cette poétique du monde fait de Saint-Gall, du VIIIe au XIe siècle, le centre vibrant de la culture occidentale.
Partie de Saint-Gall, "avec l'impétuosité d'une bourrasque", elle fait école d'une mer à l'autre. Et Cingria de suivre ses prolongations. D'abord en Provence, où les tropes d'Alleluia développées à Saint-Gall vont donner lieu à l'art des troubadours: "Le chant des troubadours est le lai, et le lai vient des tropes et des séquences." Quand Arnaut Daniel, de Ribeyac dans le Périgord, déclare en languedocien: "Ieu sui Arnatz q'amas l'aura e nadi contra suborna (Je suis Arnaut qui amasse le vent et nage contre le courant)", il est dans la directe descendance de Colomban et de Saint-Gall. Poursuivant plus loin encore, dans le temps et dans l'espace, l'influence de la séquence celto-sangalienne, Cingria en trouve des traces évidentes chez Verlaine, Rimbaud, Cendrars, Whitman et dans le West Texas Blues: "C'est le tracé arraché à l'horaire de la ligne qui va du Pacifique à l'Atlantique en longeant le canal par Walla-Walla, Ogden, Chyenne, Julesburg, Dixon, Chicago." Et, sans parler cette fois d'influences, mais de coïncidences, il aimait suivre des parallèles (des lignes iso-musicales, si je puis dire) jusqu'en Extrême-Orient, chez par exemple, Li Po arpentant la Route du Sichuan, ou chez tel lyricien moins extravagant dont le poème aura toute la salubrité primitive d'un ruisseau coulant sur la pierre, toute la musicalité irrégulière des feuilles d'automne dans le vent.'

Kenneth White: Les affinités extrêmes,
Albin Michel



zie ook Hendrik Vanden Abeele voor Amarant:
https://psallentes.com/2012/03/21/nl-musica-mediaevalis-940-over-tropen-en-sequensen/#more-982

BLAISE CENDRARS





"En alles wat ik in het leven heb meegemaakt, geluk en ongeluk, heeft me geestelijk verrijkt en is me steeds wanneer ik begon te schrijven van nut geweest. Ik doop mijn pen niet in de inktpot, maar in het leven. Schrijven betekent niet leven. Het betekent misschien overleven. Maar niets is minder zeker. Hoe dan ook, in het dagelijks leven en in negen van de tien gevallen betekent schrijven misschien... capituleren. Ik heb gesproken."

Blaise Cendrars: Zigeunerrapsodieën

opgenomen in.
Blaise Cendrars: Door de bliksem getroffen,
uitgeverij Voltaire, 's-Hertogenbosch, vertaling
Zsuzsó Pennings

Blogarchief