1/12/2013

RAOUL SCHROTT

Schiaparelli had die dag het rotsblok blootgelegd dat het afgraven in zijn sector belemmerde en was daarbij op fragmenten gestuit die eruitzagen als de flinters van een vuistbijl, van een schraper waarmee je het vlees van botten los kon snijden; het stenen werktuig zelf had hij niet gevonden. Wel, en dat was een verrassing, kon je op de platte kant van de rotsplaat een zwakke, smalle kerf voelen; als je er water over goot, zag je een zigzagvorm. De leeftijd viel met geen mogelijkheid te bepalen, iedereen zou het in de rots gekrast kunnen hebben. Maar dit was Schiaparelli's sector, waar alleen hij had gewerkt, en zelfs als iemand met een hamer was uitgegleden, zou dat niet deze liggende W hebben opgeleverd. Hier begon ook de vervalsing die, hoe we er ook over spraken, een betekenis toeschreef aan deze kras in de steen.
Schiaparelli zag er geen teken in, in geen geval een teken, het kon geen teken zijn. Taal en beelden waren de laatste trap van een abstractie die zich pas in een tijdsbestek van honderdduizenden jaren had gevormd, en de soort waarop wij hier waren gestuit, door het geologische stratum met deze rots verbonden, stond in het beste geval pas aan het begin van deze ontwikkeling. Tekens, tekeningen, waren uitingen van gevoelens, iets menselijks; apen tekenden niets, ook niet in het zand. Als het echter werkelijk een teken was, dan duidde het op een gemoedsaandoening die de aanwezigheid van een ego veronderstelde. Er viel een zekere mate van bewustzijn af te leiden uit het toetsen van de scherpe kant van een stenen wig op een rots. Je trof dit weliswaar ook bij chimpansees aan; een dergelijke handeling vier keer herhalen en telkens weer aan het einde van de vorige beginnen, pleitte door de regelmaat voor een op zijn minst speelse opzet. En deze opzet, welke plaats je er ook aan toekende, overschreed de natuurlijke grenzen van een bestaan dat uitsluitend op zelfbehoud was gericht. Hij was moedwillig en daardoor in aanleg menselijk. Mij leek het zelfs aanlokkelijk daarbij aan een soort stamsymbool te denken, een territoriale markering, of zelfs aan de weergave van een constellatie; de stompe en spitse hoeken van de zigzag kwamen ongeveer overeen met het sterrenbeeld Cassiopeia. Maar om er bij deze soort al van uit te gaan dat hij in staat was een lijn tussen toevallige lichtpunten te trekken, was even ver verwijderd van zijn horizon, als het voor ons onmogelijk was geworden om géén gedaanten en vormen meer in alles te zien of zich een bewustzijn zonder betekenissen voor te stellen. Afgezien daarvan was Cassiopeia op deze breedte niet bepaald een opvallend sterrenbeeld. Het was eenvoudiger alles als een poets te beschouwen die de arbeiders ons hadden gebakken; Leaky bewees ons dat op zijn manier.



fragment uit:
Raoul Schrott: Finis Terrae. Een nalatenschap
vertaling Ronald Jonkers
uitgeverij De Geus, 1997

Blogarchief