12/19/2014

EXPO GALERIE EL

Abulafia etcetera        galerie EL - van 11 januari tot 15 februari 2015

Werner Cuvelier - Norman Dilworth - Lore Van Elslande - Dirk Verhaegen

Abulafia was een middeleeuwse kabbalist, de grondlegger van de 'profetische kabbala'. De kabbala, een vorm van Joodse mystiek, ziet de schepping als een linguïstisch fenomeen. Verborgen betekenissen en profetisch inzicht kunnen bereikt worden aan de hand van mathematische procedures met letters en klanken. Een eindig alfabet kan duizelingwekkende combinaties genereren. Volgens Umberto Eco* heeft Abulafia de Ars Combinatoria in zijn Kabbala van de namen tot het allerhoogste niveau ontwikkeld. Als dit Latijn is -of Hebreeuws- dan moet u zich de schepping maar voorstellen als een diepzinnig spel scrabble.

Men hoeft geen mysticus of obscure sektariër te zijn om geïntrigeerd te raken door de Kabbala. Wilde speculatie en mathematische exactheid ontmoeten er elkaar. Met taalspel en intuïtieve wiskunde liggen poëtische verbeelding en artistiek denken binnen handbereik. Tegelijk is de kabbala een vorm van abstract denken. Betekenis heeft hier eerder met syntaxis dan met semantiek te maken. Het taalspel lijkt eerder deel te nemen aan de schepping dan haar af te beelden. Maar er is meer. Van de Sefer Jetsira (Het boek der schepping) is er via Abulafia, Lullus, John Dee en Leibnitz een lijn te trekken die ons naar het computertijdperk en naar de ontcijfering van de genetische code voert.

Is datgene wat hier tentoongesteld wordt een vorm van neo-kabbalistiek? Dat zou erg misleidend zijn want het gaat hier slechts om een glimp van verre verwantschap. Wellicht hebben de kunstenaars die hier vertegenwoordigd zijn heel andere achtergronden. Het esoterische winkeltje is al helemaal niet aan de orde. Constructieve kunst, concrete kunst, systematische kunst, generatieve kunst, logische kunst, syntactische kunst, rationele systemen, minimalisme, conceptuele kunst zijn contexten en labels die ons te binnen schieten. Wat zij gemeen hebben is dat zij een beeldtaal creëren vertrekkend vanuit het elementaire, dat zij generatieve systemen ontwikkelen, dat zij werk tonen dat zich in veelvouden laat begrijpen en dat zij intensief op verkenning gaan via combinatorische mogelijkheden. De schijnbare nuchterheid van hun rationele, wiskundig georiënteerde verbeelding sluit het poëtische, het grappige, het muzikale, het meditatieve en zelfs het transcendente niet uit. Systematiek kan een vorm van ritueel handelen zijn, het kan ook een streven naar grondigheid zijn. Het gaat zeker om pogingen met kwantitatieve middelen de wereld kwalitatief te begrijpen.De onmatigheid van de veelvouden wordt beoordeeld en getemperd, niet door theologie of dogma, niet door volk of ras, niet door landsgrenzen of taalgrenzen maar door de wijsheid van de artistieke praktijk. Met bovenpersoonlijke middelen manifesteren deze kunstenaars zich als onverwisselbare artistieke individuen. Groeten dus aan Abulafia en verder vooral etcetera. 

galerie EL
Drieselken 40
9473 Welle

*Umberto Eco: Europa en de volmaakte taal, Agon, 1995



Dirk Verhaegen: Tekening, 1979


















http://waterschoenen.blogspot.be/2015/01/werner-cuvelier-norman-dilworth-lore.html

6/17/2014

KENNETH WHITE OVER SPORT



Michèle Duclos : Vous êtes un grand marcheur, mais vous n’êtes et n’avez jamais été attiré par les sports, collectifs ou individuels ?
Kenneth White : Le sport m’indiffère complètement. Si on a pu dire de la religion qu’elle était l’opium du peuple, le sport en constitue le dopage, disons, laïc. On peut très bien imaginer un gouvernement de l’avenir qui aurait un ministère des religions et des sports ayant pour mission la crétinisation totale de la population. Ajoutons à cela le fait que, pendant que l’on prononce de grands discours sur l’olympisme rassembleur des peuples, sur le terrain c’est le déchaînement des passions identitaires. Enfin, passons. J’ai fait du sport forcé quand j’étais écolier en Grande-Bretagne. J’ai même fait partie de l’équipe de football du lycée qui portait les couleurs de l’établissement de ville en ville. Que de samedis après-midi gâchés à shooter un ballon lourd de boue. À la même époque, j’ai joué aussi au tennis (cela peut être amusant, un moment), et au golf, dont on a dit que c’était la meilleure façon de gâcher une bonne promenade. Je n’ai jamais considéré la marche comme un sport. Simplement comme un mouvement naturel, le plus simple moyen de mettre le corps-esprit en branle. Si je dis « simple », je veux dire « qui a lieu en dehors des codes et des contrôles » (j’évite le plus possible outils et machines). Même chose pour la course, c’est-à-dire la marche accélérée. Entre dix et dix-huit ans, je courais chaque soir le long de la côte entre Fairlie et Largs, cinq kilomètres, pour le pur plaisir. Cela m’a donné une bonne base. C’était bien avant la mode du footing et du jogging.
M. D. : La marche n’est pas pour vous une simple activité physique. Déjà vous emmenez sur le chemin des douaniers des invités de marque comme Nietzsche (« On a High Ridge between two Seas » dans le n° 6 du Journal of Nietzsche Studies, 1993 ; inédit en français) et Van Gogh sur le chemin des douaniers (Van Gogh et Kenneth White, Éditions Flohic, 1994).
K. W. : La marche est, justement, propice à la méditation. Et la méditation peut prendre plusieurs formes. On peut marcher pour se vider l’esprit, c’est la méditation de la vacuité. Mais on peut aussi laisser errer l’esprit. Celui-ci commencera peut-être par « simplement » capter des phénomènes : cette pie sur une branche de bouleau, cette lumière sur les îles… Cela peut donner lieu à ce que j’appelle la promenade-haïku. Et puis le processus peut se complexifier encore. En allant jusqu’à des dialogues avec des compagnons de route qui me sont familiers. C’est en silence que je dialogue le plus volontiers.

5/22/2014

"When I go to the museum I just look at the paintings I like. I don't lose time with the ones I don't like. I'm not a criticizer."

Agnes Martin. With my back to the world.
A documentary by Mary Lance
2003 New Deal Films, Inc (DVD)

5/12/2014

Bernard Stiegler

"Consumptie, voor zover ze het libido gebruikt en verbruikt totdat het is uitgeput, functioneert in het algemeen op grond van een wezenlijke frustratie - en produceert een samenleving van gefrustreerden.
Juist voor zover het geconsumeerde object de singulariteit niet ondersteunt, maar haar wegdrukt naar het vlak van de particulariteit is het een teleurstellend object. De consumptie ervan schenkt geen enkele bevrediging en geeft geen enkel plezier, maar intensiveert daarentegen een gevoel van leegte, van ijdelheid, dat bijna automatisch gevolgd wordt door een consumptieve reflex die net als Sisyfus tevergeefs probeert de leegte te vullen, maar in werkelijkheid de afstomping slechts verhevigt en de condities ophoopt voor een veralgemeniseerde walging."

Bernard Stiegler: Per toeval filosoferen. In gesprek met Elie During. 
Klement/Pelckmans 2014 (Frans origineel 2004)

5/09/2014

FARID AL-DIN ATTA

'Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dat, maar anders.'

Farid al-Din Atta (1145/46-1221?)
geciteerd in Sleuteloog van Hella S. Haasse
Querido
ISBN 978 90 214 41801

4/13/2014

BERNARD STIEGLER

"In deze zin geloof ik in tegenstelling tot Plato dat de techniek constitutief is voor het menselijk weten. Dat betekent niet dat menselijk weten gereduceerd kan worden tot datgene wat de materiële retenties daarvan bewaren. Het menselijk weten is ook wezenlijk het menselijk verlangen. De materiële retenties geven slechts plaats aan deze erfenis voor zover ze gefetisjeerd worden, geladen met fantasmen en affecten. Een mens is slechts wetend en geleerd wanneer hij verlangt, dat wil zeggen wanneer hij fantaseert en verbeeldt. Hij weet slechts op voorwaarde dat hij door het weten gepassioneerd is en strikt genomen in vervoering is gebracht door, bijvoorbeeld, de figuren van de meetkunde. Precies daarover spreekt Diotima in het Symposium. Weten is iets wat iemand niet onverschillig laat en in deze zin in eerste instantie iets wat raakt; het is datgene wat niet flauw, geestloos of onbetekenend is, maar integendeel het smaakvolle par excellence is, dat wat in het oog springt - bijvoorbeeld als evidentie: de betekenis als zodanig, dat wil zeggen dat wat teken(s) geeft. Meer algemeen nog echter manifesteert het weten zich allereerst en fundamenteel als schoonheid. Het weten is in de eerste plaats datgene wat mooi is (voor degene die het heeft), daarom staat het in de magnifieke tekst van het Symposium onder het teken van de Eros. Het verlangen is hier de voorwaarde van het weten. (...)"

uit Bernard Stiegler: Per toeval filosoferen. In gesprek met Elie During

Klement/Pelckmans 2014
ISBN 978 90 289 77655 (België)


4/08/2014

FRAGMENT

Een boekhandel, een grot. Een zoon van het surrealisme, mooi gekleed, komt binnen, roeiend in een sloep. De golfjes reflecteren op de gerangschikte ruggen van de boeken. En met een Duits accent vraagt hij waar hij Engelse poëzie kan vinden. Een vluchteling. Vertrokken van de Golf van Mexico, van Newfoundland of van Sachalin. Zijn namen te talrijk om op te sommen. Hij houdt van Byron. Hij houdt van Lermontov. Ik spreek over Shelley en over La Spezia. Hij houdt van Trieste. Hij richt zich op in zijn sloep en begint een gedicht van Lermontov voor te dragen. Onvertaalbaar, zegt hij, poëzie is als muziek. Ik zeg hem, leunend over de ballustrade dat Guido Gezelle de Vlaamse Chlebnikov is en ik declameer:

MEZENNESTJE

Een mezennestje is uitgebroken,

dat, in de wulgentronk

gedoken,

met vijftien eikes blonk;

ze zitten in de boom te spelen,

tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, tak-om,

met velen

en 'k lach mij, 'k lach mij, 'k lach mij bijkans krom.



Het mezenmoêrtje komt getrouwig,

komt op de lauwe noen,

al blauwig

en geluwachtig groen;

het brengt hun dit en dat, om te azen,

tak-om, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in,

ze razen,

en kruipen,
vlug, het mezennestje in.



Het mezenvaârtje zit - de loveren

verduiken 't voor 't gestraal -

te toveren,

al in de mezentaal;

daar vliegen ze, al med' een, te zamen,

tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit,

en, amen,

het mezennestje is weerom ijele en uit.

Heel de boekhandel begint te applaudiceren. Maar de zoon van het surrealisme haalt een pistool uit zijn broekzak en knalt in de lucht. De vleermuizen slaan op de vlucht terwijl de slapende rede geeuwt.

Dirk Verhaegen (2009-2010)




4/03/2014

PHILIPPE SOUPAULT

VOOR DE VAAT

Laat ons van bloemen houden
hun geur beminnen zonder baat
lila narcis of jasmijn
En vergeten wij de vaat

Ons herinneren de rozemarijn
kiezen tussen wie het mooiste staat
de roos de anjer en de tijm
En vergeten wij de vaat

De weegbree niet vergeten
waar de kever 't liefste gaat
waar vlinders en kanaries zijn
En vergeten wij de vaat

Philippe Soupault
(vert. Dirk Verhaegen)

Philippe Soupault: Poèmes et poésies
Les Cahiers Rouges. Bernard Grasset, Paris
ISBN : 978-2-246-80404-8

3/23/2014

LE HASARD OBJECTIF


LE HASARD OBJECTIF

Dinsdag. Vergadering tijdens de middag. Na de verhitte woordenstrijd was er voor mij de drang om de stad in te gaan en uit de waaien. Een groet aan Peter die met zijn sigaartje op de stoep staat. Geen Peyrac, Leen kookt. 'Doe haar de groeten!' 'Doe ik zeker!' Eerst een flinke pas, aan alle doelen voorbij. Dan aan de Zavel in de uitstalramen van antiquairs gekeken en mijn neus in volgestouwde veilinghuizen gestoken. Bij Taschen Hieronymus Bosch: the complete work in detail bekeken. Langs de Piersstraat naar de Cellebroersstraat. Aarzeling bij Het Goudblommeke in Papier. 'Ceci n'est pas un musée, on consomme.' Andere keer. Ik vervolg mijn weg langs de kronkelwegen van mijn tienerjaren tot aan de Dansaertstraat en neem alle tijd om in boekhandel Passa Porta te zoeken met het vaste besluit iets te kopen. The Waste Land van T. S. Eliot, een erg mooie uitgave van Liveright? De cover oogt als een vorticistisch schilderij. Of Zwarte zon: Code van de hermetische poëzie van Paul Claes? De honger knaagt, ik heb 's middags niet gegeten en ter compensatie overmatig koffie gedronken. Ik voel een duizeling. Uiteindelijk koop ik drie boeken: van Philippe Soupault Poèmes et Poésies, verder zijn roman Le Grand Homme, en dan van Gajto Gazdanov Een avond bij Claire. Soupault is een oude liefde. In de vroege jaren tachtig probeerde ik zijn lange gedicht Westwego te vertalen. Waar ligt dat kladwerk? Ik las toen ook zijn memoires. Hij leek mij erg integer. Recenter bekeek ik op het internet het lange interview dat Bernard Pivot met hem had en de nog langere film van Jean Aurenche en Bertrand Tavernier. Zulke zaken ontroeren mij werkelijk. Nog niet zo lang geleden las ik eveneens van Soupault De laatste nachten van Parijs. Van Gazdanov las ik recent Het fantoom van Alexander Wolf, een roman die mij speciaal bevalt omdat hij op verbijsterende wijze toont wat ik 'de symmetrie van het toeval' noem.

Je zou kunnen denken dat ik veel lees maar dat valt tegen. Er zijn periodes dat ik niets lees of dat het mij tegensteekt. Wel lees ik sommige boeken meerdere keren en dat verveelt zelden. Het is als steden, je kan ze vaak bezoeken en soms herken je ze nauwelijks. Ik voel mij nooit verplicht iets gelezen te hebben. Of de schrijvers beroemd zijn of niet laat mij onverschillig. Een L-trein is beter om te lezen dan een Diabolo. Mensen die over een boek zeggen dat het leest als een trein zijn mijn vrienden niet. Het zicht op het rangeerstation tussen Haren en Schaarbeek verklaar ik persoonlijk tot werelderfgoed. De herinnering aan het oude Tour & Taxis is van gelijke aard. Ik zou in een nachtmerrie een weg willen gaan, stroomopwaarts tussen rails en struikgewas naar al datgene wat onbegrepen en onbenoembaar bleef voor mij.
  
Met die twee nieuwe boeken van Soupault schieten De laatste nachten van Parijs mij weer te binnen, ik was het reeds vergeten. Ik begin het boek te zoeken. Ik zoek in de living bij de stapels met recentere aankopen. Ik zoek in mijn werkkamer. Ik klim op een trapje en ga alle rijen af. Het is laat en ik ben in pyjama. Als ik op het trapje sta kunnen de buren mij zien want het rolgordijn is niet neergelaten. Het zoeken gaat voor. Ik zoek in de slaapkamer in mijn nachtkastje. Ik zoek in Leen haar kamer. Nergens te vinden. Al die boeken. Een kamer zonder boeken is als een lichaam zonder ziel (Cicero). Maar de ziel is slecht geklasseerd in ons huis, de weg naar de ziel is soms wat moeilijk te vinden. Je zou de boeken dagelijks ter hand moeten nemen en een plaats moeten geven. In wisselende verbanden, zoals men dat vandaag graag met kunstwerken in musea doet. Ik wil vandaag alles van Soupault bij elkaar leggen, klaar voor geestelijk gebruik.

Donderdagmiddag. Lunch met Luc. Ik heb Le grand homme bij mij. Ik vertel een en ander. Het al te herkenbare en ontluisterende portret van de familie. De volledige oplage die opgekocht werd om schandaal te voorkomen. Het interview met Pivot. Hoe Soupault zich een 'raté' vindt. Succes dat corrumpeert. Luc noteert de naam.

's Avonds bekijk ik het interview volledig. Ik bekijk opnieuw L'oeil à l'état sauvage. L'atelier André Breton (Fabrice Maze). Ik ben erg onder de indruk, ook door de vreemde muziek. Ik herinner mij dat de geopoëet Kenneth White geijverd heeft om deze magistrale verzameling op haar oorspronkelijke plaats te bewaren, niet als een collectie museumstukken maar als een getuigenis van een manier van leven. Ook een kamer zonder bizarre objecten is als een lichaam zonder ziel. Ik moet die houten vis uit de Westerschelde opnieuw een plaats geven.

Vandaag. 's Morgens ga ik opnieuw in mijn werkkamer op zoek naar De laatste nachten van Parijs. Ik sta opnieuw op het trapje en nu vind ik het boek onmiddellijk. Ik plaats Basho die op mijn tafel tussen paperassen verdwaald ligt daar waar hij staan moet en haal onverwacht Finis Terrae: een nalatenschap uit het rek. Die was ik vergeten. Het is fictie maar het gaat over de reis van Pytheas, de Griekse zeevaarder en astronoom die echt bestaan heeft en die in de vierde eeuw v. Chr. als eerste het hoge noorden ontdekte. Ik heb voor het eerst over die Pytheas gehoord in een voordracht van de al eerder genoemde Kenneth White: Nord Atlantic Investigations. Bij Kenneth White las ik ook dat Finis Terrae letterlijk 'waar de aarde eindigt' betekent. André Breton was de eerste die het talent van White opmerkte. André Breton is de schrijver van Nadja. André Breton schreef samen met Soupault Les champs magnétiques, de kiem van het surréalisme. De schrijver van Finis Terrae is de Oostenrijker Raoul Schrott. Ik bekijk de flap op zoek naar zijn nationaliteit. Hij werd geboren op een schip naar Brazilië. Een Oostenrijker die op zee geboren wordt: merkwaardig. Hij studeerde aan diverse Europese universiteiten en was privé-secretaris van -ik wrijf mijn ogen uit- de surrealist Philippe Soupault!

Dirk Verhaegen
(Mortsel, 22 maart 2014)   

    



3/06/2014

ABULAFIA ET CETERA





A B U L A F I A

E C Y M E G O E

I D A N I H U I

O F E P O J Y O

U G I Q U K A U

Y H O R Y L E Y

A J U S A M I A

E K Y T E N O E

I L A V I P U I

O M E W O Q Y O    

U N I X U R A U

Y P O Z Y S E Y

A Q U B A T I A

E R Y C E V O E

I S A D I W U I

O T E F O X Y O

U V I G U Z A U

Y W O H Y B E Y

A X U J A C I A

E Z Y K E D O E   

I B A L I F U I

O C E M O G Y O

U D I N U H A U

Y F O P Y J E Y

A G U Q A K I A

E H Y R E L O E

I J A S I M U I

O K E T O N Y O

U L I V U P A U

Y M O W Y Q E Y       

A N U X A R I A

E P Y Z E S O E

I Q A B I T U I

O R E C O V Y O

U S I D U W A U

Y T O F Y X E Y

A V U G A Z I A

E W Y H E B O E

I X A J I C U I

O Z E K O D Y O   

U B I L U F A U

Y C O M Y G E Y

A D U N A H I A

E F Y P E J O E

I G A Q I K U I

O H E R O L Y O

U J I S U M A U

Y K O T Y N E Y

A L U V A P I A

E M Y W E Q O E   

I N A X I R U I

O P E Z O S Y O

U Q I B U T A U

Y R O C Y V E Y

A S U D A W I A

E T Y F E X O E

I V A G I Z U I

O W E H O B Y O

U X I J U C A U

Y Z O K Y D E Y

A B U L A F I A




Dirk Verhaegen 2014







 

2/21/2014

BOEK VAN DE SCHEPPING

"De tweeëntwintig fundamentele letters grifte hij, hieuw hij, combineerde hij, woog hij en permuteerde hij en met hen vormde hij de hele schepping en al wat ooit geschapen zal worden (...).
Tweeëntwintig fundamentele letters gevat in een kring, als een soort muur (...). Hoe combineerde en woog en permuteerde hij hen? Alef met alle, en alle met Alef, Beth met alle, en alle met Beth (...)
en het is zo dat elk schepsel en elk gezegde voortkomt uit slechts één Naam (...). Twee stenen bouwen twee huizen, drie stenen bouwen zes huizen, vier stenen bouwen vierentwintig huizen, vijf stenen bouwen honderdtwintig huizen, zes stenen bouwen zevenhonderdtwintig huizen, zeven stenen bouwen vijfduizendveertig huizen. Ga vanaf hier verder en bereken hetgeen de mond niet kan zeggen en het oor niet kan horen."

(uit Sefer Jetsira ofte het Boek van de Schepping, door Umberto Eco geciteerd in Europa en de volmaakte taal)

Blogarchief