2/28/2016

ALBERT RUBENS

-->
DEN HEECK - CENTRUM VOOR CONSTRUCTIVISME EN CONCRETE KUNST



ALBERT RUBENS: VRIJ SPEL, STRENG GESPEELD



Begin jaren ‘70 bezocht ik Albert Rubens in de context van een schoolopdracht. Ik was student en zes jaar jonger. Het werk van Albert Rubens kende ik van ‘Le Disque Rouge, centre d’art construit’, een Brusselse galerie die zich onder de bezielde leiding van Jean-Marie Labeeu resoluut voor constructieve kunst inzette en waar ik zeer veel over de vloer kwam. Zelf was ik ook reeds enkele jaren actief in die richting. Ik herinner mij dat Rubens tijdens dat bezoek over zijn eigen werken vertelde dat hij ze liefst rechtstreeks op de witte muren van een modern interieur wou schilderen, dus niet op doek. Maar, voegde hij er aan toe, je weet hoe de mensen zijn: als het niet op doek is, dan vinden ze het geen kunst. Albert voerde mij met de auto –een 2PK- naar zijn atelier, ruim en toen reeds boordevol krachtige zwart-witte werken. Voor een gesprek waren er voldoende aanknopingspunten. Toen enkele Italiaanse constructivisten ter sprake kwamen -die waren in le Disque Rouge zeer goed vertegenwoordigd- zei Albert vol begeestering: ‘De Italianen, die denken in de ruimte!’ Dat is mij bijgebleven. Wellicht is Albert ook een soort Italiaan, een beetje Alberti.

Alberti bracht in de vroegrenaissance een uitgesproken mathematische geest in de schilderkunst. Perspectief was een mathematisch stelsel om illusieruimte te creëren én om het beeldveld compositorisch te organiseren. Dat alles diende echter om verhalen te vertellen. Om het met Alberti te formuleren: er was behoefte aan een Minerva die wat beter in het vlees zat. Bij Albert Rubens is de mollige Minerva dan toch ingeruild voor een veel ascetischer spel van  dimensies en hun onderlinge relaties. Is het dan louter wiskunde?

Een vroege tentoonstelling van Rubens bij galerie Jeanne Buytaert kreeg in de kleine catalogus een citaat van Max Bense mee: ‘Kunst wordt ook door intelligente wezens gemaakt. Dat wordt makkelijk vergeten.’ Max Bense was een Duitse filosoof die de scheiding tussen het artistieke en het wetenschappelijke wou opheffen. Bense kan ons zeer goed van pas komen om licht te werpen op Albert Rubens, bijvoorbeeld met nog een ander citaat: ‘Wiskundige fenomenen zijn niet noodzakelijk mooi, maar (…) zij zijn het bij gelegenheid. Daar waar mathematische constructies voortkomen uit de wereld van het noodzakelijke, onttrekken esthetische constructies zich daaraan.’ Wel zag Bense die werelden niet strikt gescheiden, hij zag ze naar elkaar toegroeien. Nog een ander citaat van Bense: ‘In eerste instantie is kunst geen kennis maar creatie. Maar de creatie leidt wel tot kennis.’ En met Marin Mersenne zegt hij: ‘Comprendre, c’est fabriquer.’ Lustige kennis, vrolijke wetenschap.

Veel vroege werken van Albert Rubens laten zich op het eerste zicht lezen als simpele balk- en trapvormen, een soort geïdealiseerde architectuur. De vormen lijken verwant aan minimalisme terwijl men zich kan afvragen of ze niet figuratief zijn. Snel wordt duidelijk dat zij niet eenduidig te lezen zijn, zij doen beroep op onze actieve waarneming. Zij zijn niet figuratief maar toch representeren zij iets: zij representeren enerzijds de idee architectuur en zij representeren anderzijds waarnemingsfenomenen. Maar het is geen minimal art, het is geen op art en het zijn ook geen didactische plaatjes. In de buurt - maar net niet.

Vanaf 1967 is de kubus, geprojecteerd in cavalière perspectief, als uitgangspunt nadrukkelijk aanwezig in Rubens werk. Zijn maximale zuiverheid bestaat slechts in de geest. In tegenstelling tot de lijn en het punt is een kubus niet echt elementair. Het is reeds een hoger niveau van configuratie. Bense parafraserend kunnen we zeggen dat de mathematische figuur op zich geen kunst is en slechts kunst wordt in bepaalde omstandigheden: op dat doek, met die ingreep, op dat formaat, in die serie, in dat oeuvre… De gewone werkelijkheid wordt medewerkelijkheid, wordt esthetische toestand, wordt kunst. De kubus als uitgangspunt blijft niet altijd herkenbaar. Hij wordt een vertrekpunt, een houvast of een slotakkoord.

In 1983 stelde Rubens tentoon in het Antwerpse ICC. Hij toonde toen o.a. een indrukwekkende reeks doeken met schuine lijnen. Zij lijken willekeurig als we de beelden afzonderlijk bekijken, maar als we de beeldenreeks in serie zien, ontdekken we een procesmatig verloop. Vergeleken bij de simpele balken en blokken van eerder werk lijken ze in de buurt van het chaotische te komen. Slechts aandachtige lectuur kan orde, wetmatigheid en verloop ontdekken. Het zijn uitdagingen aan ons bevattingsvermogen. De werken ogen tegelijk als twee-dimensionele grafische tekens. Met het schrift hebben de lijnen schijnbaar de ductus gemeen terwijl ze in feite uiterst langgerekte parallellogrammen of trapeziums zijn, die kruisend en schuin zowel de derde dimensie als beweging en tijd evoceren.

Wanneer we de artistieke productie van Albert Rubens in haar totaliteit bekijken vallen voortdurende spanningsvelden en wisselwerkingen op: tussen dimensies, tussen ideëel en materieel, tussen orde en chaos, tussen vorm en procedé. De kubus is geen gevangenis, hij is een potentieel. Ook al zijn de mogelijkheden eindig, zij zijn het dan toch in het astronomische. Er zijn een creatief brein en een artistieke wil nodig om zich daarin te oriënteren. Rubens is nooit de onderdaan van het mathematische.

In de wiskunde bestaat perfectie, idealiteit. Maar daarom is dat nog geen artistiek ideaal. Artistieke kwaliteiten kunnen eerder schuilen in afwijkingen, in dat heen en weer tussen ideëel en reëel. We zien grillige vlakken, scheef, scherp, convex en concaaf. Overlappingen sturen ons in de war. De wiskundige idealiteit lijkt ‘ontaard’. De symmetrie verstopt zich achter de hoek. In die zin kan het ons toch een beetje aan het schimmenspel van Plato’s grot doen denken. Het zijn verminkte afschaduwingen, fragmenten, verstoringen en in zekere zin karikaturen van de perfectie. Maar toch is er tegelijk de orde, de architectonische geest, die alom aanwezig blijft en heerst. Rubens kunst is een vitale, wakkere kunst, opgewassen tegen de complexe wereld waarin wij leven.

Alle kunstwerken kunnen als tekens geïnterpreteerd worden. Rubens werken lijken wel eens op signalisatie of beeldmerken, maar zij hebben geen praktisch nut, zij behoren niet tot de wereld van het utilitaire. Zij zijn ook niet strikt gecodeerd. Onze lectuur mag zich ook niet beperken tot het achterhalen van het systeem: er is zoveel meer te ontdekken met ogen en hersenen. Miljoenen jaren evolutie én onze huidige technologische wereld geven ons het vermogen om een in wezen stomme wereld tot geest te verheffen. Met zijn vrije spel, dat hij uiterst streng speelt, levert Albert Rubens daaraan een bewonderenswaardige bijdrage.    



Dirk Verhaegen

februari 2016














  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Blogarchief