11/26/2018


KONSEPTREIS OKTOBER 2018 (UNNA, ERFURT, LEIPZIG)

4 OKTOBER

Busreis op weg naar Unna. Leeslichtjes, slaaplichtjes en de lichtkunst in het vooruitzicht. Ik lees verder in Driemaal bij dageraad van Alessandro Baricco. Het onmogelijke wordt in dat boekje met drie verhalen geloofwaardig gemaakt. Gelezen, uitgelezen. Reisdocumentatie ter beschikking: een boterham inspirerende deskundigheid. Kruimeltjes op de schoot. Plasstop.

Het is even zoeken in Unna. Nipte manoeuvres in al te smalle straten. Een boze fietser ontwijkt. Een wandeling brengt ons bij het Zentrum für internationale Lichtkunst. Op de voorgevel in kapitalen: "Mehr Licht". Het museum is gebaseerd op een bestaande private collectie en wordt aangevuld met nieuwe aankopen en specifieke tentoonstellingen. De werken die we te zien krijgen zijn van bekende hedendaagse kunstenaars en zij hebben meestal een spectaculair karakter. Het museum is gesitueerd in een voormalige brouwerij: een gigantisch complex van labyrintische gangen, trappen, koelruimtes en vergaarbekkens. Ongewenste nattigheid blijkt een terugkerend probleem. We worden verwittigd: het parcours zal enige fysieke moeite kosten. Er zijn geen vensters, het is immers vooral de duisternis die de lichtkunst verwelkomt. "Wijds schitterend, diep onder de aarde stralend”, zo prijst het museum zichzelf aan. Dat kan trouwens ook over de prehistorische rotskunst gezegd worden, indertijd in onderaardse duisternis bij schimmig fakkellicht gemaakt. Niet afdwalen. Een zigzaggende metalen passerelle leidt ons over een werk van de conceptuele kunstenaar Joseph Kosuth. De tekst in neonletters is van Heinrich Heine: "Der Mensch braucht nur seinen Gedanken auszusprechen, und es gestaltet sich die Welt, es wird Licht oder es wird Finsternis, die Wasser sondern sich vom Festland, oder gar wilde Bestien kommen zum Vorschein. Die Welt ist die Signatur des Wortes." Het woord dat de wereld creëert: zowel bijbelse echo’s als romantisch idealisme. Fragmenten en spiegelingen: dat is dan weer hedendaagse verwarring. Heine, geassimileerde jood, protestant, wereldburger, profeet. De Deen Olafur Eliasson evoceert met hoogtechnologische middelen romantische natuurervaringen: watervallen, regenbogen, licht. Mijn voorkeur gaat naar het magistrale Tunnel of Tears van Keith Sonnier. Een wirwar van e-vormige lussen hangt onder de tongewelven boven onze hoofden, eerst in warme en vervolgens in koude kleuren gegroepeerd. De gids maakt ons attent op het wonder van de complementaire en successieve contrasten. Onze ogen en hersenen die de wereld en het kunstwerk mee scheppen. Dat is ook duidelijk bij de mysterieuze, objectloze kleurruimtes van James Turrell. Het licht als een diffuse, desoriënterende nevel. Feit en fictie. Na de aan het minimalisme en de monochromie verwante James Turrell trakteert Christian Boltanski ons met zijn kinderlijk-speelse schimmenspel op een figuratieve Dodendans. Angsten uit de kindertijd, artistiek tot nieuw leven en tot loutering gewekt. Rebecca Horn haar Lotusschatten is een mechanisch kronkelend buizenstelsel van rood koper, glas, staal en licht. Het via conische monden geprojecteerde en gereflecteerde licht vergezelt en herschept het levende kunstwerk op de omgevende wanden. De boventonen van componist Hayden Chisholm, die het kunstwerk begeleiden, komen de overigens uitstekende gidsbeurt niet ten goede. Blendid is de naam van een Nederlands artiestenduo. Hun TouchMe nodigt de bezoekers uit om het kunstwerk mee tot stand te brengen. De verticale glazen wand kan als een grote fotokopieermachine onze houdingen, gezichten en handen registreren en de resultaten toevoegen in een continue, immer aangroeiende voorstelling. We merken dat vooral heldere kleren en handen goed tot hun recht komen. Hedendaagse handen, ook dit zijn echo’s van prehistorische rotskunst. 





Op weg naar Erfurt: een ongewoon lange tunnel brengt ons uit de tijdelijke duisternis in een onverwachte, dichte mist. James Turrell blijft ons volgen. Aarzelend zonlicht. Opklaring.

Ons hotel ligt aan de Juri Gagarin Ring. We krijgen onze kamer op de elfde verdieping en er zijn er dertien. De liften zijn wat onwillig. Na het avondmaal is er tijd voor een wandeling richting Altstadt. De zon staat reeds laag, het wordt stilaan schemerig. Gildehuizen, patriciërswoningen. Trapgevels en halsgevels. Het oude gotische stadhuis. Een kermismolen en een groot rad. Reeksen kermislichtjes in het donker. Rommelige straatwerken. Knus aanhangen, struikelangst. De Krämerbrücke, bebouwd met een prachtige schakeling vakwerkhuizen. Ons gezelschap bevestigt: de Gera is hier een beetje de Dijle in Leuven en onder de Ponte Vecchio vloeit de Arno in Firenze. In elke reis leven eerdere reizen mee. Spaarzaam licht onder de bogen. Tijd voor een nachtelijk terrasje bij dit zomerse oktoberweer. Hier en daar installeren buren of vrienden zich met hun drankjes bij de eigen voordeur: echte cultuur. Gezondheid!


5 OKTOBER

Op weg naar Leipzig. Heuvels, akkers, zonnepanelen, formaties hedendaagse windmolens. Oude kastelen op een berg. De geometrie van een oude fabriek: Qualitätsmehle. Leipzig, 10 uur 's morgens. Grassi Museum. De geschiedenis van het museum gaat terug tot de negentiende eeuw. Het huidige uitzicht in sobere art deco dateert van 1925-29. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het museum grotendeels vernietigd; in 1946 werd het getrouw herbouwd tot "Culturele lichtbaken”. Hoekige arcaden, binnenpleinen, rozige hardsteen. Wisselende perspectieven. Trapzaal met achttien vensters naar ontwerpen van Josef Albers. Reeds in de vroege jaren twintig maakte hij als student aan het Bauhaus verrassende assemblages met glas dat hij verzamelde op het stort van Weimar. De glasramen in de trapzaal dateren van enkele jaren later en passen in de rationalistische sfeer van het latere Bauhaus te Dessau waar hij inmiddels "Meister" was. Glasplaten worden in lagen versmolten en met sjablonen in wisselende variaties bewerkt tot ritmische patronen. Wat we zien zijn getrouwe reconstructies. Ook de zogezegde originelen werden door gespecialiseerde bedrijven vervaardigd, naar Albers exacte werktekeningen. We moeten ons beperken, het museum is immens. Ik heb zeer goede herinneringen aan de etnografische afdeling die we elf jaar geleden bezochten. We kiezen vandaag voor de afdeling toegepaste kunst. Aardewerk, textiel, glas. Romeins glas, Boheems glas. Flonkerende transparantie en kleurig email. Ter afwisseling een anonieme vijftiende-eeuwse Corpus Christi in lindehout. Tijdloos expressionisme. De belichting zorgt voor extra distorsie. De verkrampte esthetiek van het lijden. Een grappig intermezzo: een zestiende-eeuws houten ledenpoppetje wordt als object getoond en komt tot leven dank zij een speelse videoanimatie. Een volledige zaal met de ernst van Piranesi: van documentair en archeologisch tot fantastisch visionair met de unieke reeks Carceri. Even verder herkennen we het fascinerende Denkmal für Haubold Ludwig Wergen van Adam Friedrich Oeser. We zagen het met Konsept op de tentoonstelling Hinter dem Vorhang in Bonn. Het is de marmeren buste van een gesluierde vrouw, symbool van treurnis en weemoedig terugdenken. Op de zandstenen sokkel verwijst Plato’s boek Phaidon naar de onsterfelijkheid van de ziel. Het kunstwerk overtuigt zowel door de verbluffende technische krachttoer -gebeeldhouwde schijntransparantie!- als door de emotionele intensiteit: gedachten aan de krachten der vergankelijkheid zowel als aan de krachten van liefdevolle herinnering. We zoeken vervolgens de modernen, die willen we niet missen. Christopher Dresser is als pionier van het moderne industriële design met meerdere vitrines vertegenwoordigd. Hij was in Glasgow geboren, studeerde botanica, reisde en studeerde in Japan, ontwierp porselein, behangpapier en vooral baanbrekende metalen huisraad. Het is Bauhaus avant la lettre. Een greep in de vlucht: Konrad Geldmacher met Schreibtischgarnitur gedateerd 1915. Oscar Schlemmer zijn kleurige dansmens in de ruimte, nu gereduceerd tot speelgoedformaat. Een wandbehang in Bauhausstijl van Erwin Hahs. In de afdeling Deens Design ontmoeten we alweer een oude bekende: Bodil Manz. Haar werk bestaat uit flinterdun transparant porselein, met zowel aan de buiten- als aan de binnenkant fragiele geometrische decoraties, die zich in transparante mengingen laten lezen. Technische perfectie, teder licht, sublieme poëzie. We zagen haar op een vorige Konseptreis in Sèvres met dezelfde bewondering.







Tijd voor een voorlopige, vluchtige stadswandeling. Het Kroch-Hochhaus met horloge en klokkenluiders. "Omnia Vincit Labor”. Het dateert uit 1928 en was daarmee het eerste torengebouw in Leipzig. Universiteitswijk met Paulinumkirche, Neus Augusteum en Schinkelpoort. Nashmarkt. Mädlerpassage. Auerbachs Keller waar Goethe graag wijn dronk en inspiratie vond voor zijn Faust. Bezoek aan het Altes Rathaus, voor de gelegenheid half verpakt voor restauratiewerken. Een rondkijk in het Stadtgeschichtliches Museum. Bach, hier vijftig jaren oud, geschilderd door Elias Gottlob Haussmann, de officiële portrettist van Leipzig. Honger en dorst. Terrasje op de Nashmarkt bij het Goethe-monument.

Stalinistische woonblokken: werkmanspaleizen. Rüssische Gedächtniskirche: oosterse schittering. De bus brengt ons naar het Völkerschlachtdenkmal. De architect is Bruno Schmitz. Granietporfier en beton. Het kolossale monument werd voltooid in 1913, honderd jaar na de Slag bij Leipzig. Het staat op de plaats waar Napoleon zijn troepen aanvoerde. Het herdenkt de meer dan honderdduizend doden en pretendeert een monument te zijn voor vrede, vrijheid, internationaal begrip en Europese eenheid. Voor mij is het vooral luguber. Het weer is zomers. Met de lage zon is het oppassen geblazen.





De BMW-fabriek. Het centrale gebouw staat op scheve poten. De architectuur van Zaha Hadid verbindt de verschillende bestaande productiezones. Functie en representatie gaan hand in hand. De onvoltooide BMW-karkassen, verlicht met blauw led-licht, passeren in de hoogte op transportbanden op weg naar verdere afwerking. Eenmaal voorbij de hal is fotograferen uit den boze. We krijgen koptelefoons en volgen de gids. Een educatief filmpje toont de uitzonderlijke kwaliteiten van Hadids bekroonde ontwerp. We moeten onze tassen achterlaten, de deur wordt afgesloten. We krijgen het nieuwste BMW-model te zien. Eén iemand durft de prijs vragen: moeilijk te zeggen, te bepalen na personalisatie. We komen niet in de productiezones, de rondleiding blijft beperkt tot Hadids architectuur. We krijgen een stuk experimentele betonwand te zien met onvolkomenheden: er moest eerst geoefend worden. Van de lastdragende wanden, bodems en niveaus is al het beton ter plekke gegoten, en naar Hadids welbekende signatuur is het nergens gelijk. Het dak bestaat uit stalen balken en ruimtelijk rasterwerk terwijl de buitenwanden van glas zijn of van golfplaat. De transportbanden verbinden zones, de architectuur verbindt bedienden en arbeiders. De burelen mochten oorspronkelijk geen planten bevatten. Men heeft die conditie niet helemaal gevolgd. Alles is open. De auto’s passeren als in een hypnotische slaap. Het personeel ziet ze zelfs tijdens de maaltijd passeren. Geen carwash maar brainwash. Het hangertje van de koptelefoon mogen we houden.


6 OKTOBER

Thomaskirche. Buiten kijkt Bach ons van op zijn voetstuk met een frons aan. Wat komen jullie hier doen? In de oude Thomasschule, die in Bachs tijd vlak bij de kerk stond, woonde en componeerde hij. Het was er bouwvallig, lawaaierig en ongezond. Naar het schijnt had hij bij het componeren wel mooi uitzicht op lusthoven, siertuinen en boomgaarden. Bij het kerkportaal hangt op de zijgevel een banier: "Motette: Worte in Musik, Musik in Worten". Met andere woorden: hoogtepunten van westerse polyfonie, twee keer per week voor 2 Euro. De gotische Thomaskirche is meermaals herbouwd. Ik heb een boontje voor de gepolychromeerde kruisribgewelven. Simpele polychromie ontmoet complexe polyfonie. Ook de sobere glasramen -discrete variaties- genieten mijn appreciatie; daarentegen ben ik niet de enige die dat ene hedendaagse glasraam volkomen misplaatst vindt. Bach was in de Thomaskirche cantor van 1723 tot aan zijn dood in 1750. Cantor, dat was in de eerste plaats voorzanger zijn. Bach had ook heel wat andere taken: hij had de leiding over meerdere koren en stond in voor de opleiding en selectie van zangers en muzikanten. Hij componeerde in opdracht kerkelijke en profane muziek. Hij was onwaarschijnlijk productief, vooral wanneer men bedenkt dat een aanzienlijk deel van zijn werk verloren ging. Zijn orgelspel en vermogen tot improvisatie werden gewaardeerd en geprezen. Het blijft echter de vraag in welke mate men ook zijn genialiteit besefte. Bij zijn aanstelling was hij derde keus. De eerste opvoering van de Matthäus-Passion in deze Thomaskirche maakte blijkbaar geen bijzondere indruk. Zelfs zijn latere Musikalisches Opfer, opgedragen aan de verlichte despoot Frederik de Grote en nu beschouwd als een hoogtepunt van "absolute muziek”, bleef indertijd zonder respons. Bach was ook voortdurend slachtoffer van beledigende rivaliteiten. Reeds in zijn tijd was zijn ernstige, gecompliceerde muziek ingehaald door nieuwe modes: emotie, eenvoud en natuurlijke expressie kregen tijdens zijn leven de voorkeur. Hij kreeg soms vernietigende kritieken. Bachs mathematische schoonheid, aan wetenschap verwant, was in zijn tijd zowel te oud als te nieuw. Bach laat ons goed nadenken over creativiteit. Het methodische creëren, de balans tussen theorie en praktijk, het omgaan met opdrachten en beperkingen schijnen bij hem de creativiteit nergens in de weg te staan. Voor ik het vergeet: in Bachs tijd waren er in Leipzig reeds straatlantarens.




We vervolgen onze wandeling. Steegjes, passages, winkelpanden. De Joodse Synagoge werd in 1938 door fascisten in brand gestoken. Een sober monument herhaalt het grondplan en 140 lege bronzen stoelen zijn stille getuigen. Dit monument is de antipode van het Völkerschlagtdenkmal. We komen bij de Alte Nicolaïschule waar Leibnitz en andere beroemdheden studeerden of les gaven, en vervolgens bij de classicistische Nicolaï Kirche met haar witte banken en pastelkleurige zuilenvegetatie. Buiten staat eenzelfde zuil als symbool voor vrede en geweldloze revolutie. Hij schraagt het hemelgewelf van de hoop.






We komen bij het Museum für Bildende Kunst. Glazen wanden, vergelijkbaar met ons MAS. Gekleurde stoeltjes binnen en buiten, een vriendelijk welkom. Hout, beton, glas. De al te grote ruimtes blijven iets 19e eeuws hebben. We ontmoeten de oude bekenden die nooit vervelen: Courbet metselt de rotsen waartussen de rivier haar weg zoekt (en ook dit kan een origine du monde zijn…), Daubigny laat wasvrouwen en wolken atmosferisch rijmen en J. F. Millet schildert kliffen ter ere van zijn geboorteplek. Een Storm van Rubens heeft iets van een anamorfose. Een Woelige zee bij avondlicht (1670!) van Ludolf Backhuysen doet zonder meer denken aan C. D. Friedrich. Verdiepingen, tijdperken. De Neue Leipziger Schule met reusachtige doeken van Neo Rauch: hij vertelt geen officiële waarheden, hij ondervraagt eerder zichzelf. De outsider en vervolgde Gil Schlesinger spreekt me met intiemer werk meer aan: bijvoorbeeld met het gammele Joods kerkhof. Het is wat heen en weer in soms al te grote zalen. Opnieuw oude meesters. Een Biddende man van Jan Van Eyck, een zoveelste naakte nimf van Cranach en van Guardi een zicht op Venetië dat aan alle clichés ontsnapt. En last but not least van El Greco een Annunciatie. De schaduw van de Engel wil wellicht het lijden van Jezus voorspellen. Twee imponerende zalen met werk van Max Klinger. In de grootste zaal staat centraal de monumentale Beethoven-figuur. In 1902 was het beeldhouwwerk het middelpunt van een Beethoven-tentoonstelling van de Wiener Secession. Het was een ruimtelijke schepping, een hulde aan de harmonie en de schoonheid. De Weense kunstenaars hadden grote bewondering voor Max Klinger, voor zijn werk en ook voor zijn geschriften die in hun eigen kunstbeschouwing klaarheid brachten. De samenwerking van alle beeldende kunsten kwam overeen met wat Wagner in zijn muzikale drama’s nastreefde, aldus Max Klinger. Op diezelfde Weense expo in 1902 was ook de beroemde Beethoven-fries van Klimt te zien, en, helemaal anders, twee witte, volledig abstracte, geometrische gipsreliëfs van Josef Hoffmann. Mathematische soberheid. Witte fuga’s zo men wil, voorbij de pathos, in hun absoluutheid eerder een hommage aan Bach dan aan Beethoven. Terug naar onze zaal in Leipzig. Max Klingers grote schilderij Het blauwe uur wordt als een meesterwerk beschouwd. Tegenover het mysterieuze blauw de warme gloed, oplichtend op het staande naakt en beneden vulkanisch smeulend onder de rotsen. Klinger raakte in de vergetelheid. Al te hoogdravende pathos? Overdreven materiaalweelde? Kitsch? Arische soft porno? De surrealist Max Ernst had in elk geval grote waardering voor die dichterlijke halfdromen.








 
Baumwollespinnerei. Recyclage van industriële gebouwen. Ik hou het kort: in deze discrete melancholie zou ik graag wonen. In de winkel voor kunstenaarsbenodigdheden kies ik een blok Hahnemühle Burgund 250g rau, en dat is meteen een aanbeveling. De tuin van de vroegere fabrieksdirecteur kan even de onze zijn. Zicht op de achtergevel met veranda. Herfstlicht in de wijn. Op weg naar Erfurt een onwaarschijnlijke zonsondergang.

7 OKTOBER

Op weg naar Kassel. Vaag zonlicht. Herfstkleuren. Heuvels, glooiingen, bosjes. Bomen langs de beken. Kale, rozige akkers. Hooirollen. Een brug in aanbouw. Een afgedankt treinstation. Kassel: Neue Galerie, in neorenaissancestijl, gelegen aan het zogenoemde Schönen Aussicht. Werken uit de 19e, 20e en 21e eeuw. Schilderijen, beeldhouwwerk, nieuwe media. Een oude verzameling aangevuld met moderne en hedendaagse werken tijdens de vele Documenta’s. Van Carl Rottmann een indrukwekkende Apollotempel in avondgloed. Iemand noemde hem indertijd “een Titaan als Beethoven". Lodewijk I van Beieren was zijn opdrachtgever en sponsor. Hij schilderde met geschiedenis beladen landschappen, klassiek geschoold en romantisch doorleefd, zonder echter de picturale bravoure van een Turner. Het is het vermelden waard dat er bij de landschapschilders heel wat theorie hoorde. Sommigen vonden dat landschappen de aarde en de cultuur wetenschappelijk in beeld moesten brengen. Effectbejag met stormen en vulkaanuitbarstingen werd daarbij als misplaatst beschouwd. De romantiek van zijn kant gaf wel de voorkeur aan het sublieme en gevoelsmatig doorleefde. Met de school van Barbizon kwam het intieme landschap. Alweer een Courbet: een somber-sobere Weidehelling bij Ornans. Landschap zonder geschiedenis of anekdote, realisme op de helling van het abstracte. Bild mit Gittermotiv (1914) van Georg Muche is een vroeg abstract werk, opvallend kleurrijk en krachtig. In dezelfde zaal een patchwork-achtig, vurig rood-bruin schilderij van de "kosmische communist" Otto Freundlich. Dat zijn abstracte werken op glasramen lijken is geen toeval. In 1914 werkte hij in een toren van Chartres mee aan de restauratie en bestudeerde er aldus de middeleeuwse glaskunst. Als Jood en ”ontaard kunstenaar" werd de zeer vredelievende Freundlich in 1943 vermoord in Sobidor. Heel wat minder abstract is een flink gevorderde Amor en Psyche van Auguste Rodin. Picturale bravoure krijgen we in extremis bij de heftig geschilderde Walchensee, Landschaft mit Kuh van Lovis Corinth. Het behoort tot de toppers van het museum, evenals Josef Beuys Das Rudel. Uit een afgedankt VW-busje vertrekt een formatie sleden voorzien van warme, helende en oriënterende attributen. Met de nodige opwinding ontmoeten we enkele persoonlijke artistieke vrienden. In de regionen van het bijna wit, in gezelschap van Raimund Girke, Ben Nicholson, Antonio Calderara en Jan Schoonhoven een schilderij uit 1973-74 van de abstracte, gestuele impressionist Thomas Kaminsky. En in een verdere zaal, in de nabijheid van Günter Fruhtrunk, Mario Merz en Alf Lachauer een sterke paars-witte Malatesta, diptiek van de uit Roemenië afkomstige Nürnberger Diet Sailer. Reeds in de jaren zestig was zijn geometrische "concrete” kunst de antipode van het van staatswege opgelegde sociaal realisme. Het geprogrammeerde toeval speelt, net als bij François Morellet of John Cage, een kapitale rol in zijn werk. Van 1980 tot 1990 organiseerde hij in Nürnberg een reeks tentoonstellingen onder de noemer KONKRET. In 1987 was ik een van de deelnemende kunstenaars. Diet Sailer stelde ook meermaals tentoon in de Antwerpse galerie Jeanne Buytaert.









In het Museum Folkwang te Essen bezoeken we de tentoonstelling Unheimlich real: Italienische Malerei der 1920er Jahre, een tentoonstelling met 80 schilderijen die tot het Magisch Realisme worden gerekend. Realistische tendensen duiken na de eerste wereldoorlog zowat overal op. In Italië geven Giorgio de Chirico en Carlo Carrà de toon aan, de eerste met zijn metafysische schilderkunst met bevreemdende lege pleinen, de tweede met een terugkeer naar de traditie. Ook Gino Severini heeft de eerdere futuristische experimenten op zijn manier ingeruild voor scènes met pierrots en harlekijns. Pablo Picasso kijkt hier om het hoekje. Bij Felice Casorati zijn Silvana Cenni ligt de klemtoon op geometrie en formele klaarheid. Hij schildert met tempera, wat een mat effect geeft, en inspireert zich nadrukkelijk op Italiaanse meesters als Piero della Francesca. Dat blijkt uit de monumentale symmetrie, het eivormige hoofd, de gesloten ogen en bovenaan de doorkijk op een berglandschap met middeleeuwse architectuur. De absolute klaarheid schept paradoxaal genoeg een bevreemdende wereld. Het schijnbare realisme brengt hem in feite bij het metafysische. Al even bevreemdend zijn van dezelfde kunstenaar de Scholieren en een klein, nagenoeg abstract stilleven met Citroenen en pijpen. Een boek over Casorati vat het met de titel Depingere il Silenzio (De stilte schilderen) goed samen. De wasvrouwen van Antonio Donghi lijken van hun kant een tijdloos ritueel te beoefenen. Zoals de meeste hier tentoongestelde kunstenaars was Donghi een onbekende naam voor mij. Op het internet zie ik van hem Il Duce, te paard als een middeleeuwse hertog. De verwikkeling met het fascisme roept vragen op en remt het enthousiasme. Maar de realiteit blijkt niet zo eenduidig. Er waren ook radicale anti-fascisten bij en sommigen stierven zelfs in een concentratiekamp. Catalogus en begeleidende debatten pretenderen opheldering in plaats van versluiering. In haar geheel is deze tentoonstelling schitterend. Opmerkelijk is de kwaliteit van voor ons nagenoeg onbekende namen.





De vaste collectie in het Museum Folkwang verdient tot slot een zoveelste rondgang. Een allermooiste Paul Cézanne, de abstractie nabij. De vlijmscherpe regenboog van Caspar David Friedrich. Lichtspel boven en onder de boog. Ik hou het kort en beperk mij nog verder tot twee lichtende voorbeelden. Van Max Ernst de blauwe hulde aan de Duistere goden. En van Robert Delaunay een schitterende Cirkelvormen uit 1912-1913. De zon die rond is, de maan die rond is, het oog dat rond is, de horizon die rond is, de regenboog die rond staat. Kunst in de regenboog. En weken later, na Scheveningen en Rotterdam, de maan met geel-blauw halo in de koude nacht. Licht in de duisternis, in de ijle nevels van ijskristallen. Fysisch licht. Metafysisch licht. En Antje Weithaas speelt nu op Klara een Partita van Bach. Er is geen twijfel, het is maar dank zij onze reis dat ik dit zo intens ervaar. Ik denk dat Bach nu glimlacht op zijn sokkel in Leipzig.

Dirk Verhaegen
oktober-november 2018


Blogarchief