KONSEPTREIS OKTOBER 2018 (UNNA, ERFURT, LEIPZIG)
4
OKTOBER
Busreis
op weg naar Unna. Leeslichtjes, slaaplichtjes en de lichtkunst in het vooruitzicht.
Ik lees verder in Driemaal bij dageraad
van Alessandro Baricco. Het onmogelijke wordt in dat boekje met drie verhalen
geloofwaardig gemaakt. Gelezen, uitgelezen. Reisdocumentatie ter beschikking:
een boterham inspirerende deskundigheid. Kruimeltjes op de schoot. Plasstop.
Het
is even zoeken in Unna. Nipte manoeuvres in al te smalle straten. Een boze
fietser ontwijkt. Een wandeling brengt ons bij het Zentrum für internationale
Lichtkunst. Op de voorgevel in kapitalen: "Mehr Licht". Het museum is
gebaseerd op een bestaande private collectie en wordt aangevuld met nieuwe
aankopen en specifieke tentoonstellingen. De werken die we te zien krijgen zijn
van bekende hedendaagse kunstenaars en zij hebben meestal een spectaculair
karakter. Het museum is gesitueerd in een voormalige brouwerij: een gigantisch
complex van labyrintische gangen, trappen, koelruimtes en vergaarbekkens.
Ongewenste nattigheid blijkt een terugkerend probleem. We worden verwittigd:
het parcours zal enige fysieke moeite kosten. Er zijn geen vensters, het is
immers vooral de duisternis die de lichtkunst verwelkomt. "Wijds
schitterend, diep onder de aarde stralend”, zo prijst het museum zichzelf aan.
Dat kan trouwens ook over de prehistorische rotskunst gezegd worden, indertijd
in onderaardse duisternis bij schimmig fakkellicht gemaakt. Niet afdwalen. Een
zigzaggende metalen passerelle leidt ons over een werk van de conceptuele
kunstenaar Joseph Kosuth. De tekst in neonletters is van Heinrich
Heine: "Der Mensch braucht nur seinen Gedanken auszusprechen, und es
gestaltet sich die Welt, es wird Licht oder es wird Finsternis, die Wasser
sondern sich vom Festland, oder gar wilde Bestien kommen zum Vorschein. Die
Welt ist die Signatur des Wortes." Het woord dat de wereld creëert: zowel
bijbelse echo’s als romantisch idealisme. Fragmenten en spiegelingen: dat is
dan weer hedendaagse verwarring. Heine, geassimileerde jood, protestant,
wereldburger, profeet. De Deen Olafur Eliasson evoceert met
hoogtechnologische middelen romantische natuurervaringen: watervallen,
regenbogen, licht. Mijn voorkeur gaat naar het magistrale Tunnel of Tears van Keith Sonnier. Een wirwar van e-vormige
lussen hangt onder de tongewelven boven onze hoofden, eerst in warme en
vervolgens in koude kleuren gegroepeerd. De gids maakt ons attent op het wonder
van de complementaire en successieve contrasten. Onze ogen en hersenen die de
wereld en het kunstwerk mee scheppen. Dat is ook duidelijk bij de mysterieuze,
objectloze kleurruimtes van James Turrell. Het licht als een diffuse,
desoriënterende nevel. Feit en fictie. Na de aan het minimalisme en de monochromie
verwante James Turrell trakteert Christian Boltanski ons met zijn
kinderlijk-speelse schimmenspel op een figuratieve Dodendans. Angsten uit de kindertijd, artistiek tot nieuw leven en
tot loutering gewekt. Rebecca Horn haar Lotusschatten is een mechanisch kronkelend buizenstelsel van rood
koper, glas, staal en licht. Het via conische monden geprojecteerde en
gereflecteerde licht vergezelt en herschept het levende kunstwerk op de
omgevende wanden. De boventonen van componist Hayden Chisholm, die het
kunstwerk begeleiden, komen de overigens uitstekende gidsbeurt niet ten goede. Blendid
is de naam van een Nederlands artiestenduo. Hun TouchMe nodigt de bezoekers uit om het kunstwerk mee tot stand te
brengen. De verticale glazen wand kan als een grote fotokopieermachine onze
houdingen, gezichten en handen registreren en de resultaten toevoegen in een
continue, immer aangroeiende voorstelling. We merken dat vooral heldere kleren
en handen goed tot hun recht komen. Hedendaagse handen, ook dit zijn echo’s van
prehistorische rotskunst.
Op
weg naar Erfurt: een ongewoon lange tunnel brengt ons uit de tijdelijke
duisternis in een onverwachte, dichte mist. James Turrell blijft ons volgen.
Aarzelend zonlicht. Opklaring.
Ons
hotel ligt aan de Juri Gagarin Ring. We krijgen onze kamer op de elfde
verdieping en er zijn er dertien. De liften zijn wat onwillig. Na het avondmaal
is er tijd voor een wandeling richting Altstadt. De zon staat reeds laag, het
wordt stilaan schemerig. Gildehuizen, patriciërswoningen. Trapgevels en
halsgevels. Het oude gotische stadhuis. Een kermismolen en een groot rad.
Reeksen kermislichtjes in het donker. Rommelige straatwerken. Knus aanhangen,
struikelangst. De Krämerbrücke, bebouwd met een prachtige schakeling
vakwerkhuizen. Ons gezelschap bevestigt: de Gera is hier een beetje de Dijle in
Leuven en onder de Ponte Vecchio vloeit de Arno in Firenze. In elke reis leven
eerdere reizen mee. Spaarzaam licht onder de bogen. Tijd voor een nachtelijk
terrasje bij dit zomerse oktoberweer. Hier en daar installeren buren of
vrienden zich met hun drankjes bij de eigen voordeur: echte cultuur.
Gezondheid!
5
OKTOBER
Op
weg naar Leipzig. Heuvels, akkers, zonnepanelen, formaties hedendaagse
windmolens. Oude kastelen op een berg. De geometrie van een oude fabriek:
Qualitätsmehle. Leipzig, 10 uur 's morgens. Grassi Museum. De geschiedenis van
het museum gaat terug tot de negentiende eeuw. Het huidige uitzicht in sobere
art deco dateert van 1925-29. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het museum
grotendeels vernietigd; in 1946 werd het getrouw herbouwd tot "Culturele
lichtbaken”. Hoekige arcaden, binnenpleinen, rozige hardsteen. Wisselende
perspectieven. Trapzaal met achttien vensters naar ontwerpen van Josef
Albers. Reeds in de vroege jaren twintig maakte hij als student aan het
Bauhaus verrassende assemblages met glas dat hij verzamelde op het stort van
Weimar. De glasramen in de trapzaal dateren van enkele jaren later en passen in
de rationalistische sfeer van het latere Bauhaus te Dessau waar hij inmiddels
"Meister" was. Glasplaten worden in lagen versmolten en met sjablonen
in wisselende variaties bewerkt tot ritmische patronen. Wat we zien zijn
getrouwe reconstructies. Ook de zogezegde originelen werden door
gespecialiseerde bedrijven vervaardigd, naar Albers exacte werktekeningen. We
moeten ons beperken, het museum is immens. Ik heb zeer goede herinneringen aan
de etnografische afdeling die we elf jaar geleden bezochten. We kiezen vandaag
voor de afdeling toegepaste kunst. Aardewerk, textiel, glas. Romeins glas,
Boheems glas. Flonkerende transparantie en kleurig email. Ter afwisseling een
anonieme vijftiende-eeuwse Corpus Christi
in lindehout. Tijdloos expressionisme. De belichting zorgt voor extra
distorsie. De verkrampte esthetiek van het lijden. Een grappig intermezzo: een
zestiende-eeuws houten ledenpoppetje wordt als object getoond en komt tot leven
dank zij een speelse videoanimatie. Een volledige zaal met de ernst van Piranesi:
van documentair en archeologisch tot fantastisch visionair met de unieke reeks Carceri. Even verder herkennen we het
fascinerende Denkmal für Haubold Ludwig
Wergen van Adam Friedrich Oeser. We zagen het met Konsept op de
tentoonstelling Hinter dem Vorhang in
Bonn. Het is de marmeren buste van een gesluierde vrouw, symbool van treurnis
en weemoedig terugdenken. Op de zandstenen sokkel verwijst Plato’s boek Phaidon naar de onsterfelijkheid van de
ziel. Het kunstwerk overtuigt zowel door de verbluffende technische krachttoer
-gebeeldhouwde schijntransparantie!- als door de emotionele intensiteit:
gedachten aan de krachten der vergankelijkheid zowel als aan de krachten van
liefdevolle herinnering. We zoeken vervolgens de modernen, die willen we niet
missen. Christopher Dresser is als pionier van het moderne industriële
design met meerdere vitrines vertegenwoordigd. Hij was in Glasgow geboren,
studeerde botanica, reisde en studeerde in Japan, ontwierp porselein,
behangpapier en vooral baanbrekende metalen huisraad. Het is Bauhaus avant la
lettre. Een greep in de vlucht: Konrad Geldmacher met Schreibtischgarnitur gedateerd 1915. Oscar
Schlemmer zijn kleurige dansmens in de ruimte, nu gereduceerd tot
speelgoedformaat. Een wandbehang in Bauhausstijl van Erwin Hahs. In de
afdeling Deens Design ontmoeten we alweer een oude bekende: Bodil Manz.
Haar werk bestaat uit flinterdun transparant porselein, met zowel aan de
buiten- als aan de binnenkant fragiele geometrische decoraties, die zich in
transparante mengingen laten lezen. Technische perfectie, teder licht, sublieme
poëzie. We zagen haar op een vorige Konseptreis in Sèvres met dezelfde
bewondering.
Tijd
voor een voorlopige, vluchtige stadswandeling. Het Kroch-Hochhaus met horloge
en klokkenluiders. "Omnia Vincit Labor”. Het dateert uit 1928 en was
daarmee het eerste torengebouw in Leipzig. Universiteitswijk met
Paulinumkirche, Neus Augusteum en Schinkelpoort. Nashmarkt. Mädlerpassage.
Auerbachs Keller waar Goethe graag wijn dronk en inspiratie vond voor
zijn Faust. Bezoek aan het Altes
Rathaus, voor de gelegenheid half verpakt voor restauratiewerken. Een rondkijk
in het Stadtgeschichtliches Museum. Bach, hier vijftig jaren oud,
geschilderd door Elias Gottlob Haussmann, de officiële portrettist van
Leipzig. Honger en dorst. Terrasje op de Nashmarkt bij het Goethe-monument.
Stalinistische
woonblokken: werkmanspaleizen. Rüssische Gedächtniskirche: oosterse
schittering. De bus brengt ons naar het Völkerschlachtdenkmal. De architect is Bruno
Schmitz. Granietporfier en beton. Het kolossale monument werd voltooid in
1913, honderd jaar na de Slag bij Leipzig. Het staat op de plaats waar Napoleon
zijn troepen aanvoerde. Het herdenkt de meer dan honderdduizend doden en
pretendeert een monument te zijn voor vrede, vrijheid, internationaal begrip en
Europese eenheid. Voor mij is het vooral luguber. Het weer is zomers. Met de
lage zon is het oppassen geblazen.
De
BMW-fabriek. Het centrale gebouw staat op scheve poten. De architectuur van Zaha
Hadid verbindt de verschillende bestaande productiezones. Functie en
representatie gaan hand in hand. De onvoltooide BMW-karkassen, verlicht met
blauw led-licht, passeren in de hoogte op transportbanden op weg naar verdere
afwerking. Eenmaal voorbij de hal is fotograferen uit den boze. We krijgen
koptelefoons en volgen de gids. Een educatief filmpje toont de uitzonderlijke
kwaliteiten van Hadids bekroonde ontwerp. We moeten onze tassen achterlaten, de
deur wordt afgesloten. We krijgen het nieuwste BMW-model te zien. Eén iemand
durft de prijs vragen: moeilijk te zeggen, te bepalen na personalisatie. We
komen niet in de productiezones, de rondleiding blijft beperkt tot Hadids
architectuur. We krijgen een stuk experimentele betonwand te zien met onvolkomenheden:
er moest eerst geoefend worden. Van de lastdragende wanden, bodems en niveaus
is al het beton ter plekke gegoten, en naar Hadids welbekende signatuur is het
nergens gelijk. Het dak bestaat uit stalen balken en ruimtelijk rasterwerk
terwijl de buitenwanden van glas zijn of van golfplaat. De transportbanden
verbinden zones, de architectuur verbindt bedienden en arbeiders. De burelen
mochten oorspronkelijk geen planten bevatten. Men heeft die conditie niet
helemaal gevolgd. Alles is open. De auto’s passeren als in een hypnotische
slaap. Het personeel ziet ze zelfs tijdens de maaltijd passeren. Geen carwash
maar brainwash. Het hangertje van de koptelefoon mogen we houden.
6
OKTOBER
Thomaskirche.
Buiten kijkt Bach ons van op zijn voetstuk met een frons aan. Wat komen
jullie hier doen? In de oude Thomasschule, die in Bachs tijd vlak bij de kerk
stond, woonde en componeerde hij. Het was er bouwvallig, lawaaierig en
ongezond. Naar het schijnt had hij bij het componeren wel mooi uitzicht op
lusthoven, siertuinen en boomgaarden. Bij het kerkportaal hangt op de zijgevel
een banier: "Motette: Worte in Musik, Musik in Worten". Met andere
woorden: hoogtepunten van westerse polyfonie, twee keer per week voor 2 Euro.
De gotische Thomaskirche is meermaals herbouwd. Ik heb een boontje voor de
gepolychromeerde kruisribgewelven. Simpele polychromie ontmoet complexe
polyfonie. Ook de sobere glasramen -discrete variaties- genieten mijn
appreciatie; daarentegen ben ik niet de enige die dat ene hedendaagse glasraam
volkomen misplaatst vindt. Bach was in de Thomaskirche cantor van 1723 tot aan
zijn dood in 1750. Cantor, dat was in de eerste plaats voorzanger zijn. Bach
had ook heel wat andere taken: hij had de leiding over meerdere koren en stond
in voor de opleiding en selectie van zangers en muzikanten. Hij componeerde in
opdracht kerkelijke en profane muziek. Hij was onwaarschijnlijk productief,
vooral wanneer men bedenkt dat een aanzienlijk deel van zijn werk verloren
ging. Zijn orgelspel en vermogen tot improvisatie werden gewaardeerd en
geprezen. Het blijft echter de vraag in welke mate men ook zijn genialiteit
besefte. Bij zijn aanstelling was hij derde keus. De eerste opvoering van de Matthäus-Passion in deze Thomaskirche
maakte blijkbaar geen bijzondere indruk. Zelfs zijn latere Musikalisches Opfer, opgedragen aan de verlichte despoot Frederik
de Grote en nu beschouwd als een hoogtepunt van "absolute muziek”, bleef
indertijd zonder respons. Bach was ook voortdurend slachtoffer van beledigende
rivaliteiten. Reeds in zijn tijd was zijn ernstige, gecompliceerde muziek
ingehaald door nieuwe modes: emotie, eenvoud en natuurlijke expressie kregen
tijdens zijn leven de voorkeur. Hij kreeg soms vernietigende kritieken. Bachs
mathematische schoonheid, aan wetenschap verwant, was in zijn tijd zowel te oud
als te nieuw. Bach laat ons goed nadenken over creativiteit. Het methodische
creëren, de balans tussen theorie en praktijk, het omgaan met opdrachten en
beperkingen schijnen bij hem de creativiteit nergens in de weg te staan. Voor
ik het vergeet: in Bachs tijd waren er in Leipzig reeds straatlantarens.
We
vervolgen onze wandeling. Steegjes, passages, winkelpanden. De Joodse Synagoge
werd in 1938 door fascisten in brand gestoken. Een sober monument herhaalt het
grondplan en 140 lege bronzen stoelen zijn stille getuigen. Dit monument is de
antipode van het Völkerschlagtdenkmal. We komen bij de Alte Nicolaïschule waar Leibnitz
en andere beroemdheden studeerden of les gaven, en vervolgens bij de
classicistische Nicolaï Kirche met haar witte banken en pastelkleurige
zuilenvegetatie. Buiten staat eenzelfde zuil als symbool voor vrede en
geweldloze revolutie. Hij schraagt het hemelgewelf van de hoop.
We
komen bij het Museum für Bildende Kunst. Glazen wanden, vergelijkbaar met ons
MAS. Gekleurde stoeltjes binnen en buiten, een vriendelijk welkom. Hout, beton,
glas. De al te grote ruimtes blijven iets 19e eeuws hebben. We ontmoeten de
oude bekenden die nooit vervelen: Courbet metselt de rotsen waartussen
de rivier haar weg zoekt (en ook dit kan een origine du monde zijn…), Daubigny
laat wasvrouwen en wolken atmosferisch rijmen en J. F. Millet
schildert kliffen ter ere van zijn geboorteplek. Een Storm van Rubens heeft iets van een anamorfose. Een Woelige zee bij avondlicht (1670!) van Ludolf
Backhuysen doet zonder meer denken aan C. D. Friedrich.
Verdiepingen, tijdperken. De Neue Leipziger Schule met reusachtige doeken van Neo
Rauch: hij vertelt geen officiële waarheden, hij ondervraagt eerder zichzelf.
De outsider en vervolgde Gil Schlesinger spreekt me met intiemer werk
meer aan: bijvoorbeeld met het gammele Joods
kerkhof. Het is wat heen en weer in soms al te grote zalen. Opnieuw oude
meesters. Een Biddende man van Jan
Van Eyck, een zoveelste naakte nimf van Cranach en van Guardi
een zicht op Venetië dat aan alle clichés ontsnapt. En last but not least van El
Greco een Annunciatie. De schaduw
van de Engel wil wellicht het lijden van Jezus voorspellen. Twee imponerende
zalen met werk van Max Klinger. In de grootste zaal staat centraal de
monumentale Beethoven-figuur. In 1902 was het beeldhouwwerk het middelpunt van
een Beethoven-tentoonstelling van de Wiener Secession. Het was een ruimtelijke
schepping, een hulde aan de harmonie en de schoonheid. De Weense kunstenaars
hadden grote bewondering voor Max Klinger, voor zijn werk en ook voor zijn
geschriften die in hun eigen kunstbeschouwing klaarheid brachten. De
samenwerking van alle beeldende kunsten kwam overeen met wat Wagner in zijn
muzikale drama’s nastreefde, aldus Max Klinger. Op diezelfde Weense expo in
1902 was ook de beroemde Beethoven-fries
van Klimt te zien, en, helemaal anders, twee witte, volledig abstracte,
geometrische gipsreliëfs van Josef Hoffmann. Mathematische soberheid.
Witte fuga’s zo men wil, voorbij de pathos, in hun absoluutheid eerder een
hommage aan Bach dan aan Beethoven. Terug naar onze zaal in Leipzig. Max
Klingers grote schilderij Het blauwe uur
wordt als een meesterwerk beschouwd. Tegenover het mysterieuze blauw de warme
gloed, oplichtend op het staande naakt en beneden vulkanisch smeulend onder de
rotsen. Klinger raakte in de vergetelheid. Al te hoogdravende pathos?
Overdreven materiaalweelde? Kitsch? Arische soft porno? De surrealist Max
Ernst had in elk geval grote waardering voor die dichterlijke halfdromen.
Baumwollespinnerei.
Recyclage van industriële gebouwen. Ik hou het kort: in deze discrete melancholie
zou ik graag wonen. In de winkel voor kunstenaarsbenodigdheden kies ik een blok
Hahnemühle Burgund 250g rau, en dat is meteen een aanbeveling. De tuin van de
vroegere fabrieksdirecteur kan even de onze zijn. Zicht op de achtergevel met
veranda. Herfstlicht in de wijn. Op weg naar Erfurt een onwaarschijnlijke
zonsondergang.
7
OKTOBER
Op
weg naar Kassel. Vaag zonlicht. Herfstkleuren. Heuvels, glooiingen, bosjes.
Bomen langs de beken. Kale, rozige akkers. Hooirollen. Een brug in aanbouw. Een
afgedankt treinstation. Kassel: Neue Galerie, in neorenaissancestijl, gelegen
aan het zogenoemde Schönen Aussicht. Werken uit de 19e, 20e en 21e eeuw.
Schilderijen, beeldhouwwerk, nieuwe media. Een oude verzameling aangevuld met
moderne en hedendaagse werken tijdens de vele Documenta’s. Van Carl Rottmann
een indrukwekkende Apollotempel in
avondgloed. Iemand noemde hem indertijd “een Titaan als Beethoven".
Lodewijk I van Beieren was zijn opdrachtgever en sponsor. Hij schilderde met
geschiedenis beladen landschappen, klassiek geschoold en romantisch doorleefd,
zonder echter de picturale bravoure van een Turner. Het is het vermelden
waard dat er bij de landschapschilders heel wat theorie hoorde. Sommigen vonden
dat landschappen de aarde en de cultuur wetenschappelijk in beeld moesten
brengen. Effectbejag met stormen en vulkaanuitbarstingen werd daarbij als
misplaatst beschouwd. De romantiek van zijn kant gaf wel de voorkeur aan het
sublieme en gevoelsmatig doorleefde. Met de school van Barbizon kwam het
intieme landschap. Alweer een Courbet: een somber-sobere Weidehelling bij Ornans. Landschap zonder geschiedenis of anekdote,
realisme op de helling van het abstracte. Bild
mit Gittermotiv (1914) van Georg Muche is een vroeg abstract werk,
opvallend kleurrijk en krachtig. In dezelfde zaal een patchwork-achtig, vurig
rood-bruin schilderij van de "kosmische communist" Otto Freundlich.
Dat zijn abstracte werken op glasramen lijken is geen toeval. In 1914 werkte
hij in een toren van Chartres mee aan de restauratie en bestudeerde er aldus de
middeleeuwse glaskunst. Als Jood en ”ontaard kunstenaar" werd de zeer
vredelievende Freundlich in 1943 vermoord in Sobidor. Heel wat minder abstract
is een flink gevorderde Amor en Psyche
van Auguste Rodin. Picturale bravoure krijgen we in extremis bij de
heftig geschilderde Walchensee,
Landschaft mit Kuh van Lovis Corinth. Het behoort tot de toppers van
het museum, evenals Josef Beuys Das
Rudel. Uit een afgedankt VW-busje vertrekt een formatie sleden voorzien van
warme, helende en oriënterende attributen. Met de nodige opwinding ontmoeten we
enkele persoonlijke artistieke vrienden. In de regionen van het bijna wit, in
gezelschap van Raimund Girke, Ben Nicholson, Antonio Calderara
en Jan Schoonhoven een schilderij uit 1973-74 van de abstracte, gestuele
impressionist Thomas Kaminsky. En in een verdere zaal, in de nabijheid
van Günter Fruhtrunk, Mario Merz en Alf Lachauer een sterke
paars-witte Malatesta, diptiek van de
uit Roemenië afkomstige Nürnberger Diet Sailer. Reeds in de jaren zestig
was zijn geometrische "concrete” kunst de antipode van het van staatswege
opgelegde sociaal realisme. Het geprogrammeerde toeval speelt, net als bij François
Morellet of John Cage, een kapitale rol in zijn werk. Van 1980 tot
1990 organiseerde hij in Nürnberg een reeks tentoonstellingen onder de noemer
KONKRET. In 1987 was ik een van de deelnemende kunstenaars. Diet Sailer stelde
ook meermaals tentoon in de Antwerpse galerie Jeanne Buytaert.
In
het Museum Folkwang te Essen bezoeken we de tentoonstelling Unheimlich
real: Italienische Malerei der 1920er Jahre, een tentoonstelling met 80
schilderijen die tot het Magisch Realisme worden gerekend. Realistische
tendensen duiken na de eerste wereldoorlog zowat overal op. In Italië geven Giorgio
de Chirico en Carlo Carrà de toon aan, de eerste met zijn
metafysische schilderkunst met bevreemdende lege pleinen, de tweede met een
terugkeer naar de traditie. Ook Gino Severini heeft de
eerdere futuristische experimenten op zijn manier ingeruild voor scènes met
pierrots en harlekijns. Pablo Picasso kijkt hier om het hoekje. Bij Felice
Casorati zijn Silvana Cenni
ligt de klemtoon op geometrie en formele klaarheid. Hij schildert met tempera,
wat een mat effect geeft, en inspireert zich nadrukkelijk op Italiaanse
meesters als Piero della Francesca. Dat blijkt uit de monumentale
symmetrie, het eivormige hoofd, de gesloten ogen en bovenaan de doorkijk op een
berglandschap met middeleeuwse architectuur. De absolute klaarheid schept
paradoxaal genoeg een bevreemdende wereld. Het schijnbare realisme brengt hem
in feite bij het metafysische. Al even bevreemdend zijn van dezelfde kunstenaar
de Scholieren en een klein, nagenoeg
abstract stilleven met Citroenen en
pijpen. Een boek over Casorati vat het met de titel Depingere il Silenzio (De stilte schilderen) goed samen. De wasvrouwen van Antonio Donghi
lijken van hun kant een tijdloos ritueel te beoefenen. Zoals de meeste hier
tentoongestelde kunstenaars was Donghi een onbekende naam voor mij. Op het
internet zie ik van hem Il Duce, te
paard als een middeleeuwse hertog. De verwikkeling met het fascisme roept
vragen op en remt het enthousiasme. Maar de realiteit blijkt niet zo eenduidig.
Er waren ook radicale anti-fascisten bij en sommigen stierven zelfs in een
concentratiekamp. Catalogus en begeleidende debatten pretenderen opheldering in
plaats van versluiering. In haar geheel is deze tentoonstelling schitterend.
Opmerkelijk is de kwaliteit van voor ons nagenoeg onbekende namen.
De
vaste collectie in het Museum Folkwang verdient tot slot een zoveelste
rondgang. Een allermooiste Paul Cézanne, de abstractie nabij. De vlijmscherpe
regenboog van Caspar David Friedrich. Lichtspel boven en onder de boog.
Ik hou het kort en beperk mij nog verder tot twee lichtende voorbeelden. Van Max
Ernst de blauwe hulde aan de Duistere
goden. En van Robert Delaunay een schitterende Cirkelvormen uit 1912-1913. De zon die rond is, de maan die rond
is, het oog dat rond is, de horizon die rond is, de regenboog die rond staat.
Kunst in de regenboog. En weken later, na Scheveningen en Rotterdam, de maan
met geel-blauw halo in de koude nacht. Licht in de duisternis, in de ijle
nevels van ijskristallen. Fysisch licht. Metafysisch licht. En Antje
Weithaas speelt nu op Klara een Partita
van Bach. Er is geen twijfel, het is maar dank zij onze reis dat ik dit zo
intens ervaar. Ik denk dat Bach nu glimlacht op zijn sokkel in Leipzig.
Dirk
Verhaegen
oktober-november
2018